Lockheed Martin F-22 Raptor
De Lockheed Martin F-22 Raptor is het meest geavanceerde jachtvliegtuig van de Amerikaanse luchtmacht. De straaljager wordt in delen door de firma’s Lockheed Martin Aeronautics, Boeing en Pratt & Whitney geproduceerd. Het moet de United States Air Force tot het midden van de 21e eeuw in staat stellen het luchtoverwicht in de wereld te handhaven. De eerste vlucht van een F-22 Raptor was in september 1997. In 2023 scoorde een F-22 de eerste air-to-air kill door een ballon uit de lucht te schieten die vermoedelijk door China werd ingezet om boven het Amerikaanse vasteland te spioneren.[2] GeschiedenisOntwikkeling van de F-22 begon in de jaren ’80 als de studie Advanced Tactical Fighter ATF. Dit was een geavanceerd gevechtsvliegtuig, tijdens de Koude Oorlog dat voor de bestrijding van de luchtmacht van de Sovjet-Unie werd ontworpen. Het toestel moest de F-15 Eagle uit 1972 en de F-117 Nighthawk uit 1981 vervangen. De Raptor moet het eventueel tegen negen toestellen tegelijk uit de Su-27 Flanker-klasse op kunnen nemen. Er wordt aangenomen, de meeste gegevens zijn nog geheim, dat de F-22 bij een snelheid van meer dan 1500 km/h op de radar onzichtbaar blijft. De Raptor wordt er ook toe in staat geacht vijandelijke toestellen op zeer grote afstand te kunnen aanvallen. De Raptor heeft een bredere missie gekregen dan alleen van ATF. Het toestel heeft behalve dat het voor luchtoverwicht zorgt, de capaciteit om ook allerlei speciale opdrachten uit te voeren, zoals grondaanvallen met allerlei soorten “slimme” precisiemunitie. De F-22 Raptor wordt door Lockheed Martin Aeronautics, gevestigd in Marietta (Georgia) geproduceerd, door Boeing in Seattle, Washington, en door Pratt & Whitney in East Hartford, Connecticut. Het eerste toestel van de productielijn werd in januari 2003 als testvliegtuig aan de Nellis Air Force Base in Nevada geleverd, maar er worden ook tests op Edwards Air Force Base in Californië uitgevoerd. Tijdens de tests verongelukte een toestel, maar in oktober 2004 werden de laatste tests succesvol afgesloten en werd de Raptor operationeel verklaard. De productie werd in 2011 vervroegd afgerond op grond van een gewijzigde behoefteanalyse en sinds 2012 zijn er nog 187 operationeel. Alle trainingen aan het vliegend en onderhoudspersoneel worden gegeven op Tyndall AFB, in Florida. Er is op 25 maart 2009 een F-22 in Californië neergestort en op 16 november 2010 is er een in Alaska gecrasht. Het werd op 23 september 2014 bekend dat de F-22 voor de eerste maal in een offensieve actie werd ingezet, in het noorden van Syrië gericht tegen IS of Islamitische Staat. Uitrusting en bewapeningHet toestel heeft een aantal eigenschappen die voor een straaljager belangrijk zijn.
De standaard raketbewapening bestaat uit
Vier van de AIM-120 AMRAAM-raketten kunnen vervangen worden door
OrdersDe Verenigde Staten hadden oorspronkelijk 277 toestellen besteld, maar dit aantal werd vanwege de hoge kostprijs van $150 miljoen per toestel[3] tot 183 teruggebracht. De Raptor was op de strategische bommenwerper B-2 Spirit na het duurste gevechtsvliegtuig ooit. Israël, Zuid-Korea en Japan hebben belangstelling getoond, maar vanwege de nieuwe technologie willen de Verenigde Staten het toestel niet exporteren. InzetDe eerste operationele F-22-squadrons werden op de bases Langley AFB, in Virginia, de 1st Fighter Wing, en Elmendorf Air Force Base, in Alaska, gelegerd. Verdere squadrons zijn er inmiddels gelegerd op Tyndall AFB, Florida, Holloman AFB, New Mexico, Nellis AFB, Nevada en Hickam AFB, Hawaï. Een testsquadron voert permanente testen met de F-22 uit vanop Edwards Air Force Base in Californië. Internationaal werd het toestel al ingezet vanaf de Al Dhafra Air Base in de Verenigde Arabische Emiraten en de Kadena Air Base, een basis van de Amerikaanse luchtmacht in Japan. In 2023 werd een F-22 ingezet om een ballon vanuit China uit de lucht te halen. Dit was de eerste “air-to-air”-neutralisatie door een F-22.[2] Foto's
Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Lockheed Martin F-22 Raptor op Wikimedia Commons.
|