Klarinetconcert (Nielsen)
Het klarinetconcert opus 57 (FS129) van Carl Nielsen voor A-klarinet (gecomponeerd in 1928; afgerond op 15 augustus 1928) is uitgegroeid tot een van de standaardwerken in het repertoire voor klarinettisten. GeschiedenisNielsen schreef dit klarinetconcert met de destijds befaamde Deense klarinettist Aage Oxenvad voor ogen. Hij vond deze klarinettist de enig waardige in Scandinavië om een klarinetconcert voor te schrijven. En het moet worden gezegd, achteraf gezien (en Oxenvad benadrukte dat ook) blijkt het concert alleen geschikt voor maestro’s op dat instrument. Oxenvad heeft ook gesteld dat het er op leek, dat Nielsen zelf het instrument bespeelde en daarom de moeilijkste noten in het werk heeft verwerkt. Het werk werd na de première op 11 oktober 1928 nog 5 maal publiekelijk uitgevoerd; eerder al vanaf 14 september waren privé-uitvoeringen gegeven. Oxenvad was de solist en Emil Telmányi dirigeerde. De uitvoering van 10 december 1928 is via de Deense Omroep uitgezonden. CompositieNielsen staat erom bekend dat hij een volgeling was van de romantiek maar deze stijl tot het uiterste oprekte, zeker in zijn latere leven. Dat is ook het geval met dit concert. De titel verwijst natuurlijk naar de klassieke concertovorm; de muziek bevat nog enkele sporen van de stroming. Het merendeel van het concert valt echter binnen de Klassieke muziek uit de 20e eeuw, zonder dat het toe te schrijven is aan een bepaalde stroming. De klarinettist speelt eigenlijk niet samen met het orkest; het zijn twee entiteiten. Daarentegen zijn er nergens akkoorden die vreemd klinken of is er sprake van dissonanten. Door het hele werk woedt een strijd tussen de toonaarden E groot en F groot. Ten slotte wint F groot. Wat het concert zo moeilijk maakt is er niet aan af te luisteren. Wel kan worden gesteld dat frequente afwisseling van hoge naar lage registers en omgekeerd het uiterste vergen van het embouchure van de speler. Daarnaast zijn er natuurlijk nog de technische vaardigheden, die op de proef worden gesteld. Delen
Het werk duurt ongeveer een half uur; de delen worden onafgebroken gespeeld. Alhoewel het een concerto voor klarinet en orkest is, is het orkest gereduceerd tot wat je een kamerorkest kan noemen; naast strijkers zijn er alleen nog 2 fagotten, 2 hoorns en een kleine trom op het podium. Deze snaredrum (bijzonder voor die tijd) heeft een prominente rol; in de bewerking voor klarinet en piano, is deze snaardrum namelijk ook aanwezig. Bron
DiscografieEr zijn talloze opnamen van dit werk verschenen. |