Keurvorstendom Baden
Het keurvorstendom Baden was een staat in het Heilige Roomse Rijk tussen 1803 en 1806. Keurvorst Karel Frederik was de keurvorst van het keurvorstendom. GeschiedenisDe Reichsdeputationshauptschluss van 1803Paragraaf 5 van de Reichsdeputationshauptschluss van 25 februari 1803 kende toe aan de markgraaf van Baden voor het verlies van het graafschap Sponheim en de goederen en heerlijkheden in Luxemburg en in de Elzas kreeg het bisdom Konstanz, de resten van de bisdommen Spiers, Bazel en Straatsburg, de van de Palts afkomstige ambten Ladenburg, Bretten en Heidelberg met de steden Heidelberg en Mannheim; de heerlijkheid Lahr (onder de door Baden en Nassau-Usingen afgesproken voorwaarden); de Hessische ambten Lichtenau en Wildstädt; de abdijen Schwarzach, Frauenalb, Allerheiligen, Lichtenthal, Gengenbach, Ettenheim-Münster, Petershausen, Reichenau, Oehringen, de proosdij en het sticht Odenheim en de Salmannsweiler met uitzondering van Ostrach. De rijkssteden Offenburg, Zell am Harmersbach, Gengenbach, Überlingen, Biberach, Pfullendorf en Wimpfen.
In juli 1803 werd een ruilverdrag met het landgraafschap Hessen-Darmstadt gesloten. Baden stond de helft van de voormalige rijksstad Wimpfen de dorpen Hochstätten en Darsberg en het deel van Neckarhausen, dat vroeger deel uitmaakte van het prinsbisdom Spiers De Vrede van Pressburg van 1805Na de Oostenrijkse nederlaag tegen Frankrijk regelde de Vrede van Presburg van 26 december 1805 het volgende:
De Rijnbondakte van 1806De ondertekening van de Rijnbondakte in 1806 maakte een eind aan het Heilige Roomse Rijk met de bijbehorende keurvorsten. De keurvorst van Baden kreeg de titel Groothertog met het predicaat Koninklijke Hoogheid. Zie verder het Groothertogdom Baden
Bronnen, noten en/of referenties
|