Furstner was een theoreticus op marinegebied. Hij werd opgeleid aan de Hogere Krijgsschool en de Franse École supérieure de guerre. Hij had weinig op met het vooroorlogse partijwezen en was medeoprichter van het Verbond Nationaal Herstel. In mei 1940 was hij zeer ontdaan en verontwaardigd over het vertrek van het kabinet naar Londen. Hij combineerde het ministerschap van Marine met de functie van bevelhebber van de marine. Na de oorlog was hij ruim 17 jaar lid van de Raad van State.
Officier bij de Koninklijke Marine voor de Tweede Wereldoorlog
Vanaf 16 september 1908 tot 1918 was Furstner zeeofficier in Nederlands-Indië. Daarna volgde hij tot 1920 een opleiding aan de Hogere Marine Krijgsschool te Den Haag. In 1918 gaf hij ook al enige tijd les aan de Hogere Krijgsschool.
Van 1925 tot 1927 voer hij als artillerie-officier op de lichte kruiser"Java" te Nederlands-Indië.
In de periode 1927-1928 volgde hij een voortgezette marine-theoretische studie aan de École supérieure de guerre te Parijs (brevet d'officier d'etat major).
Vanaf 1929 was hij eerste officier van het pantserschip Jacob van Heemskerck.
In 1930 werd hij directeur van de Hogere Marine Krijgsschool en vanaf 1935 commandant van het pantserschip Hertog Hendrik. Hij was q.q. lid van de Commissie voor Physische Strijdmiddelen (CvPhS). Vanaf 1936 maakte hij deel uit van de Marinetop; van 1 januari 1936 tot september 1939 als Chef Marinestaf (met bevordering tot schout-bij-nacht) en vanaf 1939 in de nieuw ingestelde functie van Bevelhebber der Zeestrijdkrachten.
In deze periode had Furstner weinig op met het (politieke) partijwezen in Nederland en was hij in 1932 medeoprichter van het Verbond Nationaal Herstel geweest. Waarschijnlijk distantieerde hij zich daarvan, zodra de gekozen partijkoers hem niet meer beviel.
Tweede Wereldoorlog
Bij de Duitse inval in Nederland in mei 1940 week Furstner vanuit Scheveningen met zijn staf uit naar Engeland, maar hij was zeer ontdaan en verontwaardigd over het besluit van het kabinet om naar Londen te vertrekken. Op 27 juli 1941 werd hij minister van Marine. Onder zijn leiding werd belangrijk werk gedaan voor de aanvulling van personeel en materieel voor de Koninklijke Marine en de voorbereiding van de wederopbouw van de Nederlandse zeemacht na de Tweede Wereldoorlog. Tegen het eind van de oorlog, in 23 februari 1945, legde hij zijn ministersfunctie neer.
Hij was bestuurslid van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid tegen de onafhankelijkheid van Indonesië. Van 4 september 1945 tot 1 januari 1963 was Furstner lid van de Raad van State. Hij was daar lid van de afdelingen Algemene zaken, Defensie (Oorlog), Scheepvaart, Financiën, Sociale Zaken, Marine, Verkeer en Buitenlandse Zaken.
Kritische noten van journalist Henri van der Zee
De journalist Henri van der Zee beschrijft Furstner in zijn boek 'In ballingschap', over de Nederlandse kolonie in Engeland' (de Bezige Bij, 2005 ISBN 9023417399), als een autoritaire en arrogante militair met een gebrek aan tact die niet anders dan op de genoemde wijze met zijn ondergeschikten kon omgaan, citaat: (p. 230) 'Wat veel kwaad bloed zette bij de marine was Furstners gebrek aan belangstelling voor zijn mensen'.
Koningin Wilhelmina benoemde hem na het vertrek van de Minister van Defensie Dijxhoorn tot Minister van Marine maar had daar al snel spijt van. Van Wilhelmina's kritiek dat hij zijn manschappen nooit bezocht, in tegenstelling tot de bevelhebbers van de Britse Marine, trok hij zich niets aan.
Ook ging hij gemakkelijk met staatsgeld om, zo huurde hij een landhuis bij Londen voor 3000 pond per jaar en liet hij zich bedienen door vijf militairen wat 2500 pond per jaar kostte. Furstner plaatste dit alles op de begroting van de Marine (p.230). Al in 1942 werd hij door de Buitengewone Rekenkamer op de vingers getikt die de financiële uitgaven voor hem en zijn officieren 'in strijd achtte met de noodzakelijke soberheid en met de verarming waarin het Nederlandse volk verkeerde'. Vergelijking: Minister Kleffens verdiende 45 pond/maand (+onkostenvergoeding).
Op pag. 222 en 223 vertelt van der Zee hoe de Engelandvaarder Dogger en Tazelaar werden afgeblaft toen zij hun opwachting maakten bij Furstner. De opmerking van Tazelaar dat zij ('Contact Hol: Krediet, Tazelaar en Hazelhoff Roelfzema) in opdracht van de Koningin (Wilhelmina) hadden gewerkt leverde op: (citaat, p. 223) 'beet hij hem (Tazelaar) toe dat hij daar niets mee te maken had', 'de Koningin tekent de stukken, wij regeren'.