Jeanne de ManJeanne-Françoise de Man (Varsenare, 16 augustus 1868 - 27 juli 1969) was een telg uit de notabele en adellijke familie De Man, van wie ze de laatste vertegenwoordigster was. Ze was heemkundige en mecenas in haar geboortedorp Varsenare, waar naar aanleiding van haar honderdste verjaardag grote feesten werden georganiseerd. LevensloopJeanne was een kleindochter van de constituant van 1830 Edmond de Man (1803-1868). Daar waar zijn vader, Jacques de Man (1769-1825) in 1782 door keizer Jozef II in de adelstand was verheven met een riddertitel, werd noch door Jacques, noch door Edmond om bevestiging van deze status gevraagd, niet onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en ook niet onder het koninkrijk België. Niettemin leefden ze en trouwden ze adellijk. Edmond de Man trouwde met Euphrasie de Serret (1806-1827), met wie hij een dochter had. Hij hertrouwde met Marie-Prudence van Caloen (1805-1869) en had met haar twee dochters en een zoon, Alfred de Man (Brugge, 1834 - Varsenare, 1922). Alfred trouwde met Leonie van Caloen de Basseghem (Brugge, 1839 - Varsenare, 1922) en ze kregen negen kinderen, drie zoons en zes dochters. Ze woonden tijdens de winter in de Hoogstraat in Brugge, maar waren toch vooral verbonden met de landelijke gemeente Varsenare. Van de dochters waren er drie die kloosterzuster werden en drie die ongehuwd bleven, onder wie Jeanne. Van de drie zoons stierven twee vroegtijdig, terwijl de derde, Amedée de Man (1866-1932), die vrederechter werd in Torhout, ongehuwd bleef. Het gevolg was dat dit het volledige uitdoven betekende van deze familie, met Jeanne als laatste telg. Nadat ze het grootste deel van haar leven op het familiegoed De Blauwe Torre had gewoond, kwam ze samen met haar zuster Marie (1865-1954) vanaf 1934 in de Villa Maurice wonen, een zomerverblijf van de familie van Caloen de Basseghem dat ze herdoopte tot Avondrust. De Blauwe Torre werd toen verkocht (of geschonken) aan de Witte Paters van Afrika, die er tot in de eenentwintigste eeuw de bewoners van zijn en er een uitgebreid kerkhof van overleden medebroeders hebben aangelegd. Er gebeurde weinig in Varsenare zonder dat Jeanne de Man er haar geldelijke steun aan verleende. Enkele voorbeelden hiervan. De patronaatszaal werd uitgebreid. In 1958 bekostigde ze de bouw van een nieuwe zaal, genaamd Alberta. In 1962 schonk ze de 800 kg wegende klok 'Johanna' die in de kerktoren werd bijgeplaatst. In 1969 legateerde ze twee woonhuizen aan de kerkfabriek van de parochiekerk van Varsenare. De plaatselijke voetbalploeg kreeg in 1958 van haar een plein. In 1962 liet ze op haar kosten de dreef verharden die naar de Blauwe Torre leidde. Op 15 augustus 1968 trok een historische stoet door Varsenare, als hulde aan de honderdjarige Jeanne de Man. Een jaar later overleed ze. Een legaat van schilderijenAls laatste van haar geslacht zocht Jeanne de Man naar een passend onderkomen voor een aantal schilderijen die tot het familiebezit behoorden. Ze had ze aan een openbare instelling kunnen nalaten, of aan het Engels Klooster, waar twee van haar zussen waren ingetreden, maar ze koos voor de kloostercongregatie van het Prinselijk Begijnhof. Ze schonk ze al tien jaar voor haar dood. Zes van de schilderijen waren Brugse stadsgezichten.
Negenentwintig schilderijen waren portretten van voorvaders van de familie De Man. Het ging onder meer om leden van de families
Literatuur
|