Jappenkampen in Nederlands-Indië

Dit artikel gaat specifiek over jappenkampen in Nederlands-Indië. Zie Lijst van jappenkampen voor een overzicht van jappenkampen aldaar en elders in Azië.
Kaart met bekende locaties van jappenkampen in de Groot Oost-Aziatische Welvaartssfeer tussen 1941 en 1945.

Jappenkamp is de Nederlandse benaming voor Japanse interneringskampen, dat wil zeggen plaatsen waar burgers of krijgsgevangen militairen gedurende de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945) gedwongen waren te blijven op last en onder toezicht van het Japanse gezag.

De Groot Oost-Aziatische Welvaartssfeer was een Japans imperialistisch idee met als doel het unificeren van de volkeren in Oost-Azië en ze te bevrijden van westers kolonialisme, onder leiding van het Japans Keizerrijk. Nederlanders werden door de Japanse bezetter, als staatsburgers van landen waarmee Japan direct in oorlog was, beschouwd als 'vijandelijke buitenlanders'. Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië was er sprake van een systematisch harde en wrede behandeling van zowel burger- als krijgsgevangenen, soms met de dood tot gevolg. Hoewel er geen voedseltekorten waren in Nederlands-Indië, was er binnen de kampen een groot tekort aan voedsel, water, medicijnen en gezondheidszorg. Besmettelijke ziekten, mede veroorzaakt door slechte sanitaire voorzieningen, hadden vrij spel en kostten aan duizenden het leven.

Jappenkampen werden door ex-gevangenen beschreven als concentratiekampen, of zelfs passieve vernietigingskampen. Door het grootschalig en consequent onthouden van voedsel en medicijnen stierven de bewoners na verloop van tijd vanzelf.[1]

De Amerikaanse atoombomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki, die de onvoorwaardelijke overgave van Japan tot gevolg hadden, maakten een einde aan de kampen.

Inleiding

Zie Japanse bezetting van Nederlands-Indië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Gedurende het verloop van de Tweede Wereldoorlog werd Nederlands-Indië in 1942 door Japan bezet. De interneringskampen werden door het Japanse bezettingsleger gebruikt om Nederlanders en mensen van andere nationaliteiten, die nog in het land verbleven, te interneren. Er waren krijgsgevangenkampen voor militairen,[2][3] en kampen voor burgers.[4][5] Een volledig register van kampen wordt gegeven in Atlas van Nederlandse kampen.[6][7] De burgerkampen waren weer onderverdeeld in kampen voor mannen, vrouwen en kinderen en (oudere) jongens. Sommige vrouwen werden door Japanse soldaten tot prostitutie gedwongen; zij werden troostmeisjes genoemd.

De gevangenen werden over het algemeen slecht behandeld. Er was vaak weinig eten beschikbaar en men moest hard werken. Overtreders van de regels konden vaak rekenen op strenge straffen of martelingen. Naast deze kampen waren er ook werkkampen voor Indonesiërs (romoesja's) en kampen voor Indo-Europese jongeren.[8] Veel mannen (militairen, dienstplichtigen en romoesja's, aangevuld met fysiek 'sterke' burgers) werden ingezet als dwangarbeiders aan de Birmaspoorweg, de zogenaamde Dodenspoorlijn tussen Nong Pladuk in Thailand en Thanbyuzayat in Myanmar (Birma), of aan de Pakanbaroe-spoorweg tussen Pekanbaru en Muaro op Midden-Sumatra. Ook werden de mannen als dwangarbeider ingezet voor het aanleggen van vliegvelden op Flores, op de Molukken[9] en het werk in mijnen of andere industrieën in Japan.

Krijgsgevangenen

Aantallen en categorieën

Krijgsgevangene in een fase van verhongering in het Kamp Batu Lintang, september 1945

In de periode 1941-1942 sneuvelden 1.653 officieren en minderen van de Koninklijke Marine en 896 KNIL-militairen: in totaal: 2.549.[10] Met de capitulatie van het KNIL op 8 maart 1942 raakten ongeveer 42.240 Nederlandse militairen (waaronder ook Indo-Europese en 'gelijkgestelde' Nederlandse militairen) in Japanse krijgsgevangenschap.[11][12] Het aantal inheemse beroepsmilitairen werd geschat op 24.000. Zij waren afkomstig uit Java (15.000), Manado (3000), Ambon (5000) en Timor (1000). Hiervan zijn naar schatting later in 1942 15.000 militairen weer vrijgelaten.[13] Een deel van hen nam daarna dienst in het Japanse leger als hulpsoldaat (heiho's).

Een aanzienlijk aantal, speciaal onder de Ambonezen, bleef echter in gevangenschap. De Indo-Europeanen bleven in de meeste gevallen samen met de Europeanen zonder een gemengde afkomst geïnterneerd. Een uitzondering hierop was een verzamelkamp in Tjimahi.[14] De meeste krijgsgevangenen bevonden zich tijdens de capitulatie in de provincies West-Java (zie bijvoorbeeld Tjimahi) en Oost-Java. Ook op Borneo, Sumatra, Celebes en de Oostelijke eilanden bevonden zich kampen. Een aanzienlijk deel van de krijgsgevangenen werd daarna in werkkampen elders in de Archipel of daarbuiten te werk gesteld. De leefomstandigheden in de meeste kampen waren zeer zwaar. Berucht was daarbij het optreden van de Japanse militaire politie (Kempeitai). De moeilijkste omstandigheden deden zich voor waar krijgsgevangenen steeds weer op transport werden gesteld naar nieuwe werkkampen (de zogenaamde "dodenmarsen") en op locaties waar de Japanse kampleiding zich liet gelden door wreedheid en onverschilligheid in de behandeling van gevangenen. Berucht zijn de dodenmarsen van het kamp Sandakan in Noord-Borneo. In de werkkampen werden gevangenen onder vaak onmenselijke omstandigheden tewerkgesteld. Japan heeft de Conventie van Genève van 1929 nooit geratificeerd en ook niet nageleefd. Aan het einde van de oorlog verkeerden veel krijgsgevangenen in een 'toestand van lichamelijke en geestelijke uitputting waaronder ook de sterkste nauwelijks nog enige weerstand konden opbrengen'[15] In totaal stierven 8.200 krijgsgevangenen (1 op de 5, of 20%) tijdens gevangenschap. Meer dan de helft (ongeveer 5600) kwam om bij dwangarbeid verricht aan de Birmaspoorweg (3100 slachtoffers) en de Pakanbaroe-spoorweg op Sumatra (bijna 2500 slachtoffers onder de krijgsgevangenen, naast waarschijnlijk meer dan 9.000 slachtoffers onder de geïnterneerde romoesja's).[16]

Krijgsgevangenkampen

Inleiding

Het totaal aantal krijgsgevangenen was omstreeks 42.000; daarbij waren er 37.000 van het Indische leger, 3.900 van de Koninklijke Marine en 1.500 zogenaamde stads- en landwachten. Deze werden ook wel landstorm genoemd. Deze militairen vormden ongeveer een derde deel van de Nederlandse mannen in Indië. In tegenstelling tot de situatie in Nederland (na de capitulatie voor Duitsland op 14 mei 1940) was er in Indië geen afwikkeling of afvloeiing geweest. Alle militairen werden zonder meer naar de kampen gezonden. Ook de commandanten mochten geen verslagen meer maken of officiële mededelingen doen. Het gevolg hiervan was dat er na de capitulatie van het Indische leger allerlei (veelal negatieve en verwarrende) geruchten de ronde gingen doen. Onderscheidende rangtekens moesten worden ingeleverd en diverse legeronderdelen raakten zozeer uit hun verband gerukt dat alle organieke structuur verloren ging. Voorraden waren in beslag genomen en kleding en schoeisel werd niet meer aangeleverd. Dit alles betekende dat de militairen ineens volslagen rechteloos waren geworden.[17]

Per kamp was in de meeste gevallen de hoogste in rang zijnde Nederlandse officier verantwoording schuldig aan de Japanse kampcommandant, veelal een kapitein of luitenant. De dagelijkse routinecontrole in de kampen gebeurde bijna altijd door onderofficieren en manschappen, waaronder zich vrijwel altijd Koreanen bevonden. Om indruk op de leiding te maken trad men vaak bij de geringste overtreding sadistisch op. De krijgsgevangenen werden over de gehele Nederlandse archipel verspreid en ver daarbuiten. Krijgsgevangenen met de rang van kolonel en hoger werden naar Formosa getransporteerd en vandaar naar Mantsoerije. Vanuit de basiskampen vertrokken groepen met diverse bestemmingen, maar "waarheen" wist niemand. Zodoende wist men uiteindelijk alleen nog maar waar zich de eigen groep bevond; van andere eenheden was niets bekend, slechts geruchten deden hieromtrent de ronde. Behalve Nederlanders zijn ook veel Engelse en Amerikaanse krijgsgevangenen, de laatsten vooral op de Filipijnen, in de kampen overleden.

Werkzaamheden en sancties

Zie ook Kempeitai voor het hoofdartikel over de verrichtingen van de Japanse kampbewakers, waarvan een groot deel lid was van de Kempeitai.

De krijgsgevangenen werden gedwongen allerlei werkzaamheden te verrichten, zoals het aanleggen van vliegvelden, het construeren van wegen, spoorlijnen en bruggen, havenwerkzaamheden en diverse andere zaken. Deze slavenarbeid, vaak onder zeer slechte omstandigheden, in ruige en mensvijandige gebiedsdelen, was voor velen fataal. Dat was onder meer het geval bij de aanleg van spoorwegen op Sumatra, Birma en Siam, bij de vliegveldaanleg in het oosten van Nederlands-Indië en Singapore, bij het werk in de mijnen in Japan en bij vele andere werkzaamheden in Zuidoost-Azië. Sancties bestonden onder meer uit het opsluiten in een kooi, zonder dak, zodat men dagenlang blootgesteld was aan alle weersinvloeden, het urenlang op de appelplaats laten staan en soms zelfs dagenlang en ranselpartijen met de vuist, gelaarsde voet, de schede van het samoeraizwaard, de knuppel of de zweep. Ontsnappingspogingen werden meedogenloos bestraft en wel door middel van de doodstraf; de uitvoering hiervan geschiedde met de bajonet, door onthoofding of een enkele maal door een vuurpeloton.

De Japanse premier Tojo had duidelijk gemaakt dat de Geneefse Bepalingen niet zouden worden nagekomen en dat de westerse krijgsgevangenen vooral vernederende arbeid dienden te verrichten en wel bij voorkeur in het zicht van de door de Japanners "bevrijde" volkeren. Vertegenwoordigers van het Rode Kruis en de neutrale mogendheid Zweden kregen geen kans daadwerkelijk controle uit te oefenen op de behandeling van krijgsgevangenen.

Verhongerende Amerikaanse krijgsgevangenen in een kamp op de Filipijnen

Transporten

De meeste verliezen aan levens van krijgsgevangenen kostten de transporten over zee. Ongeveer 90 procent van hen werd één of meerdere malen met dat soort vervoer geconfronteerd. De transporten vonden niet plaats op gemarkeerde schepen, dus zonder duidelijk Rode Kruis teken, die meevoeren in Japanse militaire konvooien. Aldus werden er schepen met vele krijgsgevangenen door de geallieerden getorpedeerd en gebombardeerd. De gevangenen zaten opgesloten in de ruimen en als ratten in de val tijdens zo'n aanval. Het grootste verlies aan levens van krijgsgevangenen kostte de torpedering van het Japanse vrachtschip de Junyo Maru in september 1944 in de Indische Oceaan, nabij Zuidoost-Sumatra, waarbij 5.600 mensen om het leven kwamen. De schepen werden Hellships genoemd. In het algemeen kon worden gesteld dat er bij de krijgsgevangenen in de Japanse kampen drie keer meer slachtoffers vielen dan bij die in Duits gevangenschap in Europa.[18]

POW-nummers

Tussen 1 maart 1944 en 15 augustus 1945 (Japanse capitulatie) werden er ook POW (Prisoner-of-War-) nummers gebruikt. De POW-nummers werden uitgegeven door het kamp waar men was geplaatst. Java werd bijvoorbeeld verdeeld in drie districten, zogenaamde Bunsho’s. In iedere Bunsho kreeg ieder kamp een nummer: in district I van 1 t/m 9, in II van 1 t/m 6, in III van 1 t/m 13. Binnen ieder district werd een afzonderlijke nummering van de geïnterneerden bijgehouden. Binnen elk van de drie Bunsho's liepen zij opeenvolgend door, beginnend bij 1 en eindigend met het maximale aantal geïnterneerden bij uitgifte van de laatste nummers. Als binnen een kamp (bijvoorbeeld kamp 4) alle nummers waren vergeven, nummerde men door in het volgende kamp (kamp 5) van de Bunsho. Deze nummers moesten ook op de correspondentie tussen kampbewoners onderling worden vermeld. Ook het kampnummer moest daarbij worden vermeld. Als een gevangene binnen een Bunsho naar een ander kamp verhuisde, behield hij of zij het kampnummer. Bij verhuizing naar een andere Bunsho (bijvoorbeeld van Bandung naar Muntilan) kreeg men echter een nieuw nummer toegewezen, waarbij de mensen binnen een transport opeenvolgend werden genummerd.

Overzicht krijgsgevangenenkampen

Onderstaand volgt een (niet complete) opsomming van de krijgsgevangenenkampen.

Krijgsgevangenenkampen op Java

Bunsho Stad Naam van krijgsgevangenenkamp Bestaansperiode
Serang Gevangenis 02-03-1942 - 13-04-1942
Java Main Camp Batavia 10e Bataljon xx-04-1942 - 23-08-1945
ADEK 03-02-1944 - 15-05-1944
Glodok 06-03-1942 - 30-11-1943
Kampong Makassar xx-04-1942 - 07-01-1945
Mater Dolorosa xx-xx-1943 - 23-08-1945
Patekoan xx-04-1942 - 25-01-1943
Sint Vincentius xx-xx-1943 - 30-02-1945
Struiswijk 26-01-1944 - 28-10-1944
Tandjong Priok-kampen xx-04-1942 - 23-08-1945
Java I Soekaboemi Kindersanatorium 08-03-1942 - 30-03-1942
Hogere Landbouwschool 08-03-1942 - 01-07-1942
Opleidingsschool der Algemene Politie xx-03-1942 - xx-05-1942
Tjimahi 4e en 9e Bataljon 31-01-1944 - 23-08-1945
Baros 5 xx-04-1942 - 25-10-1942
Baros 6 xx-03-1942 - 08-07-1942
Bergartillerie 09-03-1942 - 07-01-1943
Treinkampement 16-04-1942 - 12-10-1942
Bandoeng 15e Bataljon xx-03-1942 - 28-04-1945
Lands Opvoedings Gesticht (LOG) xx-03-1942 - xx-08-1945
Garoet Garoet-kampen xx-03-1942 - 22-06-1942
Leles Leles-kamp xx-03-1942 - xx-04-1942
Tasikmalaja Tasikmalaja-kampen xx-03-1942 - xx-04-1942
Java II Tjilatjap Artillerie-kampement 15-03-1942 - 05-02-1943
Hotel Bellevue, Hotel Wouters 08-03-1942 - 16-06-1942
Infanterie-kampement 15-03-1942 - 01-08-1942
Semarang Djoernatan 19-03-1942 - 10-02-1943
Magelang Instructie-Bataljon 10-03-1942 - 24-04-1942
Djokjakarta Groot-Seminarie 09-03-1942 - 20-05-1942
HBS-Djetis 05-03-1942 - 08-07-1942
Java III Soerabaja Broederschool (interneringskamp) 14-03-1942 - 12-11-1942
HBS-kamp xx-03-1942 - 31-01-1943
Jaarmarkt (interneringskamp) 08-03-1942 - 26-04-1943
JCJL-kamp 11-04-1942 - 29-07-1945
Ondaatje-kamp xx-03-1942 - xx-10-1943
Java IV Malang 8e Bataljon, Drost-kamp II 17-03-1942 - 07-02-1943
10e Depot-Bataljon, Drost-kamp I 14-03-1942 - 25-12-1942
Diverse (kleine) interneringskampen in Malang xx-03-1942 - 06-02-1943
Keloetstraat (interneringskamp) 15-03-1942 - 17-01-1943

Krijgsgevangenenkampen op Sumatra

Bunsho Stad Naam van krijgsgevangenenkamp Bestaansperiode
Noord-Sumatra Belawan Unie Kampong 31-03-1942 - 26-06-1942
Blangkedjeren Atjeh-weg (11 kampen) 16-03-1944 - 04-10-1944
Koetatjane Lawesigalagala xx-03-1942 - xx-07-1943
Medan Gloegoer 26-06-1942 - 25-06-1944
Soengei Sengkol 10-10-1944 - 26-10-1944
Midden-Sumatra Padang Gevangenis 18-03-1942 - 22-09-1944
Pakanbaroe-spoorweg 18 kampen tussen Pakanbaroe en Muaro 19-05-1944 - 15-08-1945
Zuid-Sumatra Palembang Betoeng/Ketiau 11-11-1943 - 14-06-1944
Pangkalan Balei 15-08-1943 - 20-05-1945
Scholen xx-03-1942 - 24-08-1945
Soengei Gerong 22-02-1944 - xx-09-1945
Talangbetoetoe xx-04-1942 - xx-11-1945

Krijgsgevangenenkampen op Borneo

Bunsho Stad Naam van krijgsgevangenenkamp Bestaansperiode
Noord-Borneo Kuching Batoe Lintang 14-07-1942 - 15-08-1945
Labuan Labuan
Jesselton Jesselton
Sandakan Sandakan 17-07-1942 - 23-08-1945
Ranau februari 1945 - 15-08-1945
Oost-Borneo Tarakan Artillerie-kampement 17-02-1942 - 13-06-1945
Infanterie-kampement 12-01-1942 - 17-02-1942
Samarinda KNIL-kampement 19-03-1942 - 08-09-1943
Sangasanga 25-03-1942 - juli 1945
Balikpapan Goenoeng Malang 19-12-1944 - 17-02-1945
Klandasan 18-01-1943 - 19-12-1944
KNIL-kampement 18-01-1943 - 19-12-1944
Bandjermasin Bandjermasin I 24-03-1942 - 24-04-1943
Bandjermasin II 21-02-1945 - 31-07-1945
Poeroektjaoe Poeroektjaoe 12-08-1945 - 19-09-1945
West-Borneo Pontianak Missiegebouw 11-04-1942 - 15-07-1942

Krijgsgevangenenkampen op Celebes

Bunsho Stad Naam van krijgsgevangenenkamp Bestaansperiode
Noord-Celebes Menado Gevangenis 12-01-1942 - 07-02-1942
Fort Amsterdam 07-02-1942 - xx-07-1942
Zuid-Celebes Makassar Gevangenis 08-03-1942 - xx-07-1943
Infanteriekampement xx-03-1942 - 02-06-1944
Mariso-kamp 02-06-1944 - 26-08-1945
Militair Hospitaal 26-08-1945 - xx-xx-1945
Zeevaartschool xx-03-1942 - xx-04-1942
Pomelaä Pomelaä 17-01-1943 - 16-09-1943

Krijgsgevangenenkampen op de Molukken en Flores

Bunsho Stad Naam van krijgsgevangenenkamp Bestaansperiode
Flores Maoemere Blomkamp 10-05-1943 - 12-09-1944
Reyerskamp 10-05-1943 - 09-09-1943
Wulffkamp 10-05-1943 - 10-06-1943
Taliboera Taliboera 31-05-1943 - 30-08-1943
Seram Amahei Amahei 30-04-1943 - 21-10-1943
Haruku Palao Haroekoe 05-05-1943 - 01-08-1944
Ambon Ambon Tantoei 03-02-1942 - 10-09-1945
Ambon Ambon-stad 25-11-1943 - 07-10-1944
Laha Laha xx-01-1942 - 07-10-1944
Liang Liang 03-05-1943 - 14-08-1944
Roemahtiga Roemahtiga 18-07-1944 - 07-10-1944
Waiame Waiame 12-07-1944 - 07-10-1944
Muna Raha Raha 11-09-1944 - 16-08-1945

Burgers

Inleiding

De Japanners streefden naar een gemeenschappelijke "Groot-Aziatische Welvaartssfeer" onder leiding van hun keizerrijk. Daartoe moesten de Aziatische volkeren ook geestelijk worden losgemaakt van de Westerse cultuur en dientengevolge dienden die "Westerse volkeren" uit de samenleving te worden verwijderd. Voor de Amerikanen gold dat tevens als represaillemaatregel; in de Verenigde Staten werd - na de aanval op Pearl Harbor - begonnen met de internering van Japanse Amerikanen (omstreeks 120.000).

Allereerst werd begonnen met het gevangen zetten van alle vooraanstaande personen, daarna volgden de mannen, de vrouwen en kinderen. Dat gebeurde op Java het laatst, wellicht omdat het aantal daar zo groot was. Ook de burgerkampen mochten door het Rode Kruis en de "beschermende neutrale mogendheid" Zweden niet betreden worden. Tweemaal mocht het Rode Kruis pakketten sturen maar deze kwamen gehavend en deels geplunderd aan.

Vrouwen in Tjideng kort na de Japanse capitulatie (oktober 1945)
Vrouwen in Kamp Tjideng, Batavia kort na de Japanse capitulatie (oktober 1945)

Naast de krijgsgevangenenkampen bestonden er burgerinterneringskampen, waar ca 70.000 Europeanen zonder een gemengde afkomst (zuivere blanken) en ca 30.000 Europeanen mét een gemengde afkomst (Indo-Europeanen, indo's) gevangen werden opgesloten. De eerste categorie werd ook wel aangeduid als "totok" en de tweede categorie als ""Belanda Indo" (zie Indische Nederlanders). De Europeanen zonder gemengde afkomst werden voor het grootste deel geïnterneerd. De meerderheid van de Indo-Europeanen (schattingen zijn er van 170.000 tot 280.000) kon buiten het kamp blijven, de zogenoemde "buitenkampers". Naar schatting zijn op Java, waar ongeveer drie vierde van de totale Europese bevolking was gehuisvest, en ook het aantal Indo-Europeanen naar verhouding vele malen hoger was dan in de Buitengewesten, uiteindelijk 76.000 Europese burgers geïnterneerd geweest, waaronder ten minste 10.000 van Indo-Europese afkomst.[19] Schattingen voor de andere eilanden zijn: Sumatra: 12.000, Borneo: 500, Grote Oost: 3.900. De totale sterfte in de burger-interneringskampen wordt geschat op 16.000. Rekening houdend met de gemiddelde sterftecijfers onder normale omstandigheden, zouden met enig voorbehoud 13.500 burgers zijn omgekomen als direct of indirect gevolg van internering. Bij een geschat aantal van in totaal 110.000 burger-geïnterneerden komt dit neer op 13%; een gemiddelde van 1 op 8.[20]

Burgerkampen

In de burgerkampen was vaak een groot tekort aan voedsel, water en medicijnen.[4][21] Soms trachtte men in het geheim via handeldrijven aan de gedeks (bamboe omheiningen) met de bevolking van omringende dorpen aan extra voedsel te komen. Dit bilikken of gedekken, indien ontdekt, werd echter streng bestraft door de kampbewaking. Belangrijk onderdeel van het dagelijks menu was een pap van Asiameel, die in het kampjargon bubur atji (stijfselpap) werd genoemd. Latrines waren vaak verstopt waardoor besmettelijke ziektes zoals dysenterie vrij spel kregen en in de overvolle slaapvertrekken wemelde het van wandluizen, vliegen en ratten. Hongeroedeem, malaria en beriberi kwamen vaak voor. Zendingen van het Rode Kruis werden vaak eerst door de Japanners afgeroomd. Vooral aan het eind van de oorlog ging de gezondheidstoestand snel achteruit.

Geïnterneerden werden vaak op transport gezet, meestal in overvolle treinen, waar de temperatuur in de geblindeerde wagons tot grote hoogte kon stijgen. In de kampen heerste een streng regiem. Overtredingen werden met stokslagen of uren in de zon staan zonder drinken bestraft. Er werd dagelijks appel gehouden om de gevangenen te tellen. In de vrouwenkampen werd in 1944 het bevel uitgevaardigd dat alle jongens van 10 jaar en ouder moesten verhuizen naar een speciaal jongenskamp, vaak in een bestaand mannenkamp. Sporadisch mocht er een briefkaart in het Maleis worden geschreven in de vorm van standaardzinnen, aangevuld met eigen woordjes.

Vrouwen en kinderen wassen zich in het vrouwenkamp Kampong Makassar in Meester Cornelis (Batavia) na de capitulatie van Japan

Burgerkampen op Java[22]

Burger-geïnterneerden in kampen op Java werden vanaf 1 maart 1944 onder centraal militair bestuur geplaatst. Vóór die datum vielen zij onder direct legerbeheer. De kampen op Java werden onder drie gewestelijke hoofdkantoren geplaatst, ook wel Bunsho's genoemd, waaronder onderdistricten of Bushenko's. Binnen elke Bunsho werden de kampen doorlopend genummerd.[23] Dit waren:

  • Bunsho I: Batavia en omstreken (Bushenko's: Batavia-1, Batavia-2, Tangerang en Buitenzorg, totaal 9 kampen)
  • Bunsho II: overig West-Java (Bushenko's: Bandung en Cimahi, totaal 6 kampen)
  • Bunsho III: Midden- en Oost-Java (Bushenko's: Semarang, Ambarawa/Banyubiru, Solo en Muntilan, totaal 13 kampen)
PROVINCIE STAD KAMP
West-Java Serang Gevangenis
Tangerang Gevangenis
LOG
Tanahtinggi
Batavia ADEK
Boekit Doeri
Glodok
Grogol
Halimoen
Kampong Makassar
Kramat
Mater Dolorosa
Sint Vincentius
Struiswijk
Tjideng[24]
Tjipinang
Buitenzorg Kedoengbadak
Kedoeng Halang
Kelapanoenggal
Kota Paris
Pledang-Gevangenis
Sempoer
Ursulinen-Klooster
Soekaboemi Juliana-School
Politieschool
Rosali
SOG-Meisjeshuis
Tjimahi 4e en 9e Bataljon
Baros 5
Baros 6
Goenoeng Haloe
Militair Hospitaal
Padalarang
Pasir Benteng
Treinkampement
Bandoeng 15e Bataljon
Bangka
Bantjeui
Bloemenkamp
Dick de Hoog
Kareës
Lengkong
LOG
Palace-Hotel
Pasar Andir
Rama
Soekamiskin
Stella Maris
Tjiboenoet
Tjihapit
Tjitaroemplein
Zeelandia
Tjitjalengka Spoorweg-kamp
Cheribon Gevangenis
Midden-Java Tegal Gevangenis
Todanstraat
Pekalongan Goedang Garam
MULO
Nieuwe Gevangenis
Oude Gevangenis
Poerwokerto Broederschool
Chinees Huis
Gevangenis
Semarang Bangkong[25]
Boeloe-Gevangenis
Broederschool
Djatingaleh
Gedangan
Halmaheira
Karangpanas
Lampersari[26]
Sompok Lama
Kedoengdjati Kalitjeret
Ambarawa Ambarawa 6
Ambarawa 7
Ambarawa 8
Ambarawa 9
Bandoengan
Banjoebiroe 10
Banjoebiroe 11
Banjoebiroe 12
Soemowono
Tangsi Perlindoengan
Salatiga Djoen Eng
Temanngoeng Rawaseneng
Moentilan Moentilan
Djokjakarta Gevangenis
Vredeburg
Soerakarta Ziekenzorg/Boemikamp
Pati Pakis Tajoe
Oost-Java Ngawi Fort van den Bosch
Madioen Redjosari
Kediri Galoehan
Gevangenis
Kawarasan
Sentono Pande
Soerabaja Boeboetan-Gevangenis
Darmowijk
vHoogendorplaan
Werfstraat-Gevangenis
Batoe Sanatorium
Malang De Wijk
LOG
Lowokwaroe-Gevangenis
Marinekamp
Dampit Soember Gesing
Bondowoso Huizen
Lagere School
Kesilir Kesilir

Burgerkampen op Sumatra[27]

PROVINCIE STAD KAMP
Noord-Sumatra Koeta Radja Kazernes
Koetatjane Lawesigalagala
Bindjei Diverse kampen
Belawan Unie Kampong
Medan Belawan Estate
Gloegoer
Kampong Baroe
Poelau Brajan A,B,C,E
Poelau Brajan D
Soengei Sengkol
St Jozef-school
Tandjoeng Morawa Huizen
Brastagi Brastagi
Kaban Djahe Diverse gebouwen
Tebing Tinggi Gevangenis, Huis
Pematang Siantar Dokter Fonds
Gevangenis
Tandjoeng Balei Diverse kampen
Rantau Prapat Aek Pamienke I
Aek Pamienke II
Aek Pamienke III
Padang Halaban
Si Rengorengo
Midden-Sumatra Fort de Kock Diverse kampen
Padang Brits kamp
Gevangenis
Kath. Soc. Bond
Leger des Heils Hosp
Missiecomplex
MV-gebouw
Provoosthuis
Padangpandjang Kazerne
Rengat Diverse kampen
Sawahloento Diverse kampen
Soengei Penoeh Diverse kampen
Bangkinang Bangkinang (ma)
Bangkinang (vr)
Zuid-Sumatra Muntok Barakkenkamp
Gevangenis
Palembang Barakkenkamp
Boekit Besar
Gevangenis
Pladjoe
Talang Semoet
Loeboek Linggau Belalau (ma)
Belalau (vr)

Burgerkampen op Celebes[28]

PROVINCIE STAD KAMP
Noord-Celebes          ma Menado St Jozef
Gevangenis
Teling
vr Tomohon St Walterus
Kaäten Kaäten
Airmadidi Airmadidi
Zuid-Celebes              ma Makassar Politiekazerne
Parepare Parepare
Bodjo Bodjo
Bolong Bolong
vr Makassar Politiekazerne
Malino Malino
Kampili Kampili


Burgerkampen op Borneo[29]

PROVINCIE STAD KAMP
Noord-West-Borneo Jesselton Huizen
Kuching Huizen
Pontianak Huizen
Sambas Huizen
Sandakan Huizen
Singkawang Huizen
Kuching Batoe Lintang (ma)
Batoe Lintang (pr)
Batoe Lintang (vr)
Zuid-Oost-Borneo Bandjermasin Kazerne
Samarinda Huis
Tarakan Kazerne
Kandangan Kandangan
Poeroektjaoe Poeroektjaoe


Burgerkampen Oostelijke Archipel[30]

PROVINCIE STAD KAMP
Ambon Ambon Adventskerk
Bethanië-kerk
Boskamp
STOVIL
Tantoei
Bali Denpasar Gevangenis
Singaradja Gevangenis
Flores Endé Gevangenis
Ndona Klooster
Lombok Mataram Diverse gebouwen
Nieuw-Guinea Hollandia Politiekazerne
Manokwari Diverse kampen
Manokwari Oransbari
Soemba Waingapoe Gevangenis
Pasanggrahan
Soemabawa Bima Gevangenis
Timor Atamboea Klooster
Dili Gevangenis
Huizen
Liquica Huizen
Soë Huizen

Correspondentie

Op de correspondentie (briefkaarten van de kamppost) tussen geïnterneerden werd de Japanse tijdrekening gebruikt waarbij het ontstaan van de Japanse natie 660 v. Chr. als beginjaar werd gebruikt. 1945 werd hierdoor 2605. Op de burger-POW-post moesten verder het POW-nummer van afzender en het POW-nummer en de militaire kampcode van het gewest van geadresseerde worden vermeld (CR: Bunsho I, CQ: Bunsho II en CP Bunsho III). Ten slotte werden op de briefkaarten ook geheime en steeds veranderde militaire adrescodes ingevuld, die bestonden uit een combinatie van een Romeins en Latijns cijfer. De tekst van de briefkaarten moest in het Maleis worden opgesteld, volgens een standaardtekst en was altijd positief van strekking.

Briefkaart uit kamp Muntilan (gewestcode C.P., POW-nummer 23746) naar kamp Tjimahi (gewestcode C.Q., POW-nummer 36851). Ook is de code VII 6 toegevoegd.

Wreedheid van de Japanners

Japanse oorlogsmisdadiger Kenichi Sonei
De Japanse oorlogsmisdadiger Kenichi Sonei, "de beul van Tjideng", staat in Nederlands-Indië voor de rechtbank.
Zie Japanse oorlogsmisdaden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Japanse soldaten was op harde wijze ingeprent dat een krijgsgevangene een laf en minderwaardig schepsel was. Een echte soldaat moest zich in de strijd nooit overgeven; hij diende zich dood te vechten of zelfmoord te plegen, vlak voor een mogelijke gevangenname. Enige maanden na het begin van de oorlog in het Pacifisch gebied hadden de Japanners al een zeer groot aantal westerse krijgsgevangenen in hun macht, namelijk ongeveer 140.000. De Japanners beschouwden al deze westerse gevangenen zonder meer als minderwaardige schepsels die geen enkel recht konden doen gelden op een behoorlijke behandeling. Er waren nog andere omstandigheden in het geding. Zo had Japan vanaf 1937 oorlog in China gevoerd, waarbij Japanse militairen zeer wreed te keer waren gegaan – zowel tegen de civiele bevolking als tegenover krijgsgevangenen. Op grote schaal maakten zij zich schuldig aan plundering, massamoord, verkrachting en andere gruwelijkheden. Kort na het uitbreken van de oorlog in de Pacific verklaarde Japan op aandringen van de geallieerden, dat het land zich aan de bepalingen van de Conventie zou houden. Er werden in de zuidelijke regionen (waaronder de Indische archipel) evenwel geen gelijkluidende orders gegeven aan de Japanse militaire gezaghebbers. Integendeel: eind april 1942 gaf Hideki Tojo, de Japanse minister-president en tevens minister van Oorlog, opdracht de westerse krijgsgevangenen hard en op vernederende wijze aan te pakken. Ontvluchte gevangenen dienden ter dood te worden gebracht.

Er kwamen daarna op dit gebied weer verzachtende bepalingen en een reglement voor krijgsgevangenkampen, maar deze bevelen kwamen niet of niet voldoende terecht in de regionen waarin Nederlands-Indië was gelegen. In feite kwam het erop neer dat in de zuidelijke gebieden de Japanse commandanten zelf wel bepaalden hoe zij de krijgsgevangenen zouden behandelen. Niet in alle gevangenkampen vonden dezelfde verschrikkelijke gebeurtenissen plaats. Er kwamen diverse varianten voor, maar in grote lijnen waren de misdadige handelingen van de Japanners tegen de westerse krijgsgevangenen de volgende:

  • Van bescherming of menslievende behandeling was nergens sprake; vrijwel overal kwamen op grote schaal excessen voor;
  • De huisvesting was vrijwel overal zwaar onder de maat;
  • De voeding was slecht tot zeer slecht;
  • Vrijwel nergens vond verstrekking van kleding of schoeisel plaats;
  • De geneeskundige verzorging was overal onvoldoende tot slecht; dat er desalniettemin nog enige zorg was was te danken aan de inzet van eigen organieke militair artsen en hun verplegend personeel; de verstrekking van medicamenten was slecht tot afwezig;
  • De krijgsgevangenen werden massaal tot vaak zeer zwaar lichamelijk werk gedwongen, meestal in ongezonde omstandigheden, vaak in oorlogsgebied; ook moesten zij werk van zuiver militair nut voor de Japanse militairen verrichten;
  • De mogelijkheid tot het verzenden en het ontvangen van post naar en van gezinsleden was nihil.[31]


Literatuur over de vrouwenkampen

  • Lise Kristensen - De Kleine Gevangene[32]
  • Elise G. Lengkeek -  De Hel van Tjideng[33]
  • Maria Zeeman - Dutch Girl From Jakarta: From Indonesian Concentration Camp to Freedom[34]
  • Theodora Kleisma  - Theodora: How I Survived a WW2 Japanese Prison Camp, Fled Indonesian Extremists, and Escaped the Great Dutch Flood
  • Annelex Hofstra Layson, Herman J. Viola - Lost Childhood: My Life in a Japanese Prison Camp During World War II[35]
  • Anneke Bosman - Kampdagboek van Anneke Bosman[36]
  • Pauline Kok - Het Vergeten Kamp[37]
  • Martin Rep - Stijfselpap en Nasi Goreng, Een Familiegeschiedenis[38]
  • Lennie van Empel and Memoirs of Gon Boissevain - Lampersari Concentration Camp On Java 1941-1946 - The Secret Diary[39]
  • Shirley Fenton Huie, The forgotten Ones, Women And Children Under Nippon[40]

Overzicht grootste burgerkampen

Zuid-Celebes

Sumatra

West-Java

Midden-Java

Ambon

Borneo

In jappenkampen overleden Nederlanders (selectie)

Zie ook

Commons heeft media­bestanden in de categorie Japanese internment camps in the Dutch East Indies.