Van Hoogstraten, zoon van de uitgever, vertaler en dichter François van Hoogstraten en Hester de Koning, was aanvankelijk boekverkoper in Dordrecht. Rond 1697 vestigde hij zich in Gouda.[2] Hij verdiende - naast zijn inkomen uit het schrijverschap - zijn brood als belastingambtenaar ("commies ter recherche"). In Gouda genoot hij bescherming van de voornaamste regentenfamilies. Zo was hij bevriend met de burgemeesters Govert Cincq en Arent van der Burgh. Hij verbleef dikwijls in het buitenverblijf Burghvliet van Van der Burgh, een trefpunt voor veel regenten en welgestelde burgers uit Gouda en omstreken.[3] In zijn dichtwerk worden de bevriende Goudse patriciërs dan ook regelmatig genoemd en geprezen. Na een meningsverschil met de Goudse regenten verliet hij in 1718 deze stad. Hij werd overgeplaatst naar Tiel.[2]
Van Hoogstraten was een neef van de schilder Samuel van Hoogstraten en een broer van de dichter, arts en taalkundige David van Hoogstraten. Hij trouwde in 1683 met Geertruij(d) van der Haegen (1658-1719) en zij zijn de ouders van François van Hoogstraten (1689-1760), onder andere burgemeester van Oudewater. Hij overleed op 28 juli 1736 in Rotterdam en werd op 1 augustus 1736 begraven in de Franse kerk aldaar.[4]
Gedicht van Jan van Hoogstraten
Verschove deugd, die in haar Liefde, en lof verdrinkt,
En 't heylig Pinxtervuur ziet op haar voorhooft blaken:
Wenst, om haar byzyn al het aardse te verzaken,
Daar zy in 't Hemels Koor op Davids toonen zingt.
Dus hoog verheven, om de werrelt voor te ligten,
Wil zy geen zang als die vermaken kan, en stigten.
(Uit: Zegepraal der Goddelijke liefde - "Op de Tytelprent")
Bibliografie (selectie)
De geleerde advocaat, of de bespotte druivendief, 1707
Zegepraal der Goddelijke liefde, 1709
Mengelzangen en liederen, 1710
Enéas, of Ondergang van Troje, 1710
De Kruisheld, of het leven van den grooten apostel Paulus, leeraar der heidenen, 1712
Klinkdigten op verscheiden stoffen, 1712
De verliefde kok, 1720
Mengelpoezy, of verscheyde gedigten, 5 dln, 1714-1720
Literatuur
In de jaren 1952 en 1953 verschenen er van de hand van Hein Tempelman een zevental artikelen over Jan van Hoogstraten.[5]
"Jan van Hoogstraten hofpoëet van Goudse regenten
"Jan van Hoogstraten, zanger van het Bucolisch lied"
"De Goudse dichter Jan van Hoogstraten en de achttiende eeuwse poëtenoorlog"
"Jan van Hoogstraten. Lofdichter van de stad Gouda
"Dichter als historische bron. Zijn werken weer naar Gouda"
"Uit het moeras van de ondeugd. Jan van Hoogstraten als fabeldichter"
"Jan van Hoogstraten als geestelijk dichter"
Noten
↑In zijn profiel in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren wordt 1736 als jaar van zijn overlijden genoemd. Ook de Goudse historicus Paul Abels noemt ditzelfde jaar. In de meeste van de bij de DBNL genoemde biografieën - overigens niet van recente datum - wordt echter 1756 als het jaar van overlijden genoemd. Eppe Wiersum vermeldt wel dat de datum van zijn overlijden niet in de Goudse registers te vinden is. Het Nederland's Patriciaat 91 (2012), p. 205 meldt Rotterdam als overlijdensplaats en 28 juli 1736 als datum. Dat correspondeert weer met de datum van zijn begrafenis, 1 augustus 1736, zoals de digitale stamboom van het Rotterdams gemeentearchief vermeldt.
↑Abels, Paul H.A.M., 'Burgvliet, lusthof voor dichters en drinkebroers, herontdekt gastenboek geeft ander beeld' in Tidinge van Die Goude, jaargang 41, nr. 2, mei 2023, p.58 t/m 68