Na de nederlaag van Napoleon in 1814 kreeg hij de titel jonkheer. Hij behoorde tot de notabelen die over de nieuwe grondwet van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden moesten beslissen. Hierna was hij lid van de Raad van State (1814-1831) en de Eerste Kamer (1831-1849).
Ook was hij lid van de Ridderschap van Utrecht, president van het College van Curatoren van de Hogeschool te Utrecht en dijkgraaf van Lekdijk Bovendams.