Homalocephale
Homalocephale[1][2] is een geslacht van plantenetende ornithischische dinosauriërs, behorend tot de Pachycephalosauria waar ook Pachycephalosaurus deel van uitmaakt. Het leefde in het Laat-Krijt in het huidige Mongolië. Ontdekking en naamgevingDe fossiele overblijfselen van Homalocephale werden ontdekt in de Mongoolse provincie Ömnö-Gobi-Aimag en voor het eerst beschreven in 1974, verdere vondsten komen uit de Chinese provincie Tibet. De typesoort Homalocephale calathocercos werd in 1974 benoemd door Halszka Osmólska en Teresa Maryańska. De geslachtsnaam betekent 'vlak hoofd' vanuit het Grieks ὁμαλός, homalos (= 'gelijk'), en κεφαλή, kephalè, 'hoofd'. De soortaanduiding is afgeleid van het Klassiek Griekse kalathos (κάλαθος), 'schaal' en kerkos (κέρκος), 'staart'. Het holotype GI SPS 100/1201 bestaat uit een vrijwel compleet skelet en is gevonden in lagen uit het Laat-Campanien of Vroeg-Maastrichtien met een leeftijd van ongeveer 76 tot 69 miljoen jaar. Door zijn volledigheid is de vondst een belangrijke bron van informatie over de pachycephalosauriërs als geheel, waarin de soort een vrij basale positie innam. Volgens een studie uit 2010 door Nicholas Longrich was Homalocephale slechts het jong (en daarmee een jonger synoniem) van Prenocephale uit hetzelfde gebied. In 2018 echter rapporteerde David Christopher Evans echter de echte jongen van Prenocephale ontdekt te hebben en achtte Homalocephale daarmee opnieuw een geldig taxon. KenmerkenHomalocephale bereikte een lengte van ongeveer twee tot drie meter, waardoor het een van de middelgrote Pachycephalosauria was. SchedelZoals alle vertegenwoordigers van deze groep had deze dinosauriër een opvallend verdikt schedeldak, dat werd gevormd uit het voorhoofdsbeen (frontale) en het wandbeen (os parietale). Hij is een van de platkoppige vertegenwoordigers van deze groep, bij wie het schedeldak niet uitpuilde, de schedelnaden zichtbaar waren en het bovenste slaapvenster goed ontwikkeld was. Bovendien waren er kleine knobbeltjes op de zijdelingse en achterste delen van de schedel. De bewaarde tanden van het bovenkaaksbeen waren klein en hadden driehoekige kronen. Zoals alle pachycephalosauriërs, was Homalocephale overwegend op planten aangewezen, mogelijk aangevuld met insecten. PostcraniaIn tegenstelling tot de meeste andere pachycephalosauriërs is het rompskelet ook goed bewaard gebleven. De romp was relatief gedrongen, de ruggenwervels werden versterkt door in elkaar grijpende verbindingen, de sacrale wervels, die samen met het sacrum waren vergroeid hadden lange ribben (sacrale ribben). De voorste staartwervels waren ook uitgerust met ribben, de achterste staartwervels waren verstijfd door chevronbotten (V-vormige verlengingen aan de onderkant) en verbeende pezen. Het bekken was erg breed, de achterpoten waren lang en suggereren dat deze dinosauriër op twee achterpoten relatief snel kon bewegen. Pachycephalosauriërs hadden typisch een bolle kop, misschien voor stootgevechten tussen mannetjes. Homalocephale echter had een afgeplatte kop, maar waarschijnlijk wel voor hetzelfde doel. Hij had ook brede heupen, volgens sommigen ter opvang van de schokken van de gevechten, maar volgens een andere hypothese, van Bob Bakker, zou Homalocephale een van de weinige en zo niet de enige dinosauriër zijn die levendbarend was. Het kan ook extra ruimte geschapen hebben voor een groot spijsverteringsstelsel. FylogenieTraditioneel werd Homalocephale binnen de Pachycephalosauria opgenomen in de Homalocephalidae, de groep "primitieve", plathoofdige vertegenwoordigers die naar deze dinosauriër was vernoemd en die tegenover de meer ontwikkelde Pachycephalosauridae stond. De Homalocephalidae worden nu echter als een parafyletische groep beschouwd en vormen dus geen natuurlijke verwantschapsgroep, aangezien de Pachycephalosauridae zich daaruit hebben ontwikkeld. Een cladistisch onderzoek door T. Maryańska et alii ziet Homalocephale als een relatief oorspronkelijke vertegenwoordiger van de Pachycephalosauria. De ontdekking van Dracorex, een platte, maar zeer afgeleide pachycephalosaurië toont dat deze indeling te simplistisch is. Volgens R. Sullivan is het ook denkbaar dat de ontwikkeling van koepelvormige naar platkoppige dieren plaatsvond, dat wil zeggen dat de platte schedel het afgeleide kenmerk is. Een kladogram in een studie van Evans uit 2013:
Bronnen, noten en/of referenties
Literatuur
Noten
|