Bij Souverein Besluit van 11 januari 1815 werden instructies vastgelegd voor de plaatselijke commandanten en de zogenaamde plaatsmajoors. De gouverneurs konden benoemd worden door de koning. Aanvankelijk werden gouverneurs benoemd in 's-Gravenhage en in Amsterdam. In 1818 vonden benoemingen plaats van gouverneurs in 's-Gravenhage, Brussel en Leeuwarden. Na het overlijden van de gouverneur van Leeuwarden in 1826 is geen gouverneur in die plaats meer benoemd. Nu bestaat alleen nog de gouverneur van de residentie.
De eerste gouverneur der Residentie was in 1813 provisioneel benoemd door vijf oud-regenten, en definitief geworden door het Souverein Besluit van 17 januari 1814. Naast de gouverneur bestond er in die jaren ook een plaatselijk commandant. Bij KB van 12 september 1840 werd bepaald dat de provinciale commandant van Zuid-Holland tevens als gouverneur zou optreden waardoor het dus een nevenfunctie werd. Nadat ook de functie van provinciale commandant in 1866 ophield te bestaan werd de functie van gouverneur vervuld door de bevelhebber van de militaire afdeling waartoe Den Haag behoorde. Van 1840 tot 1891 was deze overigens officieel "waarnemend gouverneur". In het laatste jaar werd er een nieuw KB afgekondigd waarbij opnieuw officieel een (niet waarnemend) gouverneur werd ingesteld, te benoemen bij KB. Aan het besluit was een instructie toegevoegd: de gouverneur zou een van de in de residentie gevestigde opper- of hoofdofficieren zijn. Vanaf 1 mei 1962 treedt de commandant van de Koninklijke Marechaussee op als gouverneur der residentie.
Taken
De eerste gouverneur stond aanvankelijk direct onder de koning en werd ook gerekruteerd onder de hof-, en dus aanvankelijk adellijke kringen. Deze gouverneur werkte aanvankelijk nog zonder schriftelijke instructie. Dat veranderde na het SB van 1815 waarbij de taken werden opgesomd. Nieuwe instructies volgden bij KB's van 1819 en 1891. In dat laatste KB werd bepaald dat de gouverneur rechtstreeks onder de minister van Oorlog stond en niet meer direct onder de bevelen van de koning. Nieuwe wijzigingen in de instructies volgden in 1923, 1929 en 1953.
De gouverneur was gehouden bij alle grote parades aanwezig te zijn, de vorst naar de troepen en weer terug naar het paleis te begeleiden. Als de vorst of een ander lid van het koninklijk huis niet bij parades aanwezig was, zou de gouverneur de parade afnemen. Verder diende de gouverneur bij verschillende gelegenheden de koning te begeleiden en moest hij tot 1913 bij elk vertrek en elke aankomst van de koning (bijvoorbeeld op het station) aanwezig zijn. Hij begeleidde ook de koning wanneer die bereden of in koets gezeten was. Ook dienden de officieren, wanneer zij in audiëntie door de koning (vanaf 1953 ook in het geval van de prins der Nederlanden) werden ontvangen door de gouverneur te worden voorgesteld.
Gouverneurs
Leopold graaf van Limburg Stirum (1758-1840): 17 november 1813-, 17 januari 1814 - 31 juli 1814 en opnieuw van 21 maart 1820 - 25 juni 1840