Sickinghe woonde op de Warffumborg. Deze erfde hij van zijn vader. Na zijn overlijden verkreeg zijn zoon Rudolph Sickinghe (1643-1688) de borg bij de erfscheiding in 1667. Sickinghe was zeer vermogend. Zijn weduwe, Sophia van Echten bezat in 1672 zeker 125.000 gulden.
Sickinghe stond op 1 september 1628 ingeschreven aan de Rijksuniversiteit van Groningen.[3] Op 16 februari 1632 liet hij zich als student in de Rechten aan de Leidse Universiteit inschrijven met de vermelding: Groninganus - Frisius![4]
Op 12 juli 1629 woonde hij te Warffum het avondmaal met attestatie uit Groningen bij. Op 13 juni 1638 legde hij de stichtingssteen voor toren van de kerk van Warffum.
Onderhoud met prins Willem III van Oranje
Eind november 1665 was Sickinghe aanwezig op een luisterrijk festijn ter gelegenheid van de buurtschappen te 's-Gravenhage. Te gast waren prins Willem III van Oranje, stadhouder Johan de Witt en zijn vrouw Wendela Bicker. Na het hoofdgerecht werd de Prins omringd door verschillende heethoofden van zijn partij, hieronder: Sickinghe van Warffum, Simon van Middelgeest en Hendricus Hondius. De heren probeerden de Prins te verleiden tot een politiek gesprek. Enige tijd later werd Willem Hendrik verkozen tot Deken.
De ochtend erna begaf de Prins zich richting het huis van Johan de Witt. Hier werd hij voorgesteld aan Michiel de Ruyter. Na dit onderhoud bood de Prins de Witt een plek aan in zijn karos. In het rijtuig liet de Witt blijken dat hij doorhad dat de Prins de avond ervoor langdurig met de heer Sickinghe had geconverseerd.[5] Hij vroeg hierop of Sickinghe de Prins ook iets had meegedeeld ten aanzien van de zaken in Friesland.
De Prins antwoordde hierop:
In trouwe, wij hebben 't zeer druk gehad. De Heer Sickinga beviel mij buitengemeen. Ik had hem vroeger nooit ontmoet.
De Witt vroeg vervolgens wat Sickinghe nog meer verteld zou hebben. Hierop antwoordde de Prins:
O, mijnheer de Raadspensionaris, hij vertelde mij zulke aardige stukken van zijne jachthonden... Doch hier zijn wij er. Ik rijd door naar 't Huis ten Bosch, om eens de mijne te zien. Uw Dienaar, Mijnheer de Raadspensionaris!
Op 18 september 1649 kreeg Sickinghe samen met jonker Haijo Unico Manninga, jonker Hero te Hansum en jonker Onno Tamminga te Ludema de opdracht om een rapport op te stellen van de dijken, de post- en paalwerken van de provinciemeiers.[6]
Feio Sickinghe compareerde tussen de jaren 1655 en 1665 in zijn kwaliteit van jonker namens het dorp Warffum ter Staten Vergadering van Stad en Lande van Groningen.
Huwelijk en kinderen
Sickinghe trouwde op 19 april te Echten met Sophia van Echten tot Echten, dochter van Roelof van Echten en Anna Bentinck.[7] Samen kregen zij maar liefst 10 kinderen:
Hindrik (Hendrik) Sickinghe (1650-1682), majoor der cavalerie, onderbevelhebber bij het Gronings Ontzet en ruiter bij het Beleg van Coevorden, trouwde in 1672 met Anna Tjarda van Starkenborgh (†ca. 1730)
Oede Lucia Sickinghe (1652), was getrouwd met Wilhelmus Velingius, predikant te Rotterdam
D.W. Sickinghe, Zeven Eeuwen. Der Sickinghe Musiefwerk, z.pl. 1958 (typoscript)
F.O.J. Sickinghe, Liefde en leed gedurende zeven eeuwen in Groningen en de Ommelanden en daarbuiten! Het Groninger geslacht Sickinghe, 1284-1984 en later!, Naarden 1999
↑Op 7 december werden de huwelijksvoorwaarden vastgesteld van Jr. Feio Sickinghe soon tot Warffumborch en van Sophia van Echten, dochter van Roelof van Echten, Heer tot Echten, Drost enz. en van wijlen Anna Bentinck.