Feio Sickinghe

Niet te verwarren met de militair Feio Sickinghe (1654-1696)
Feio Sickinghe
Het houten rouwbord/wapenbord met zestienkwartierenstaat van Feio Sickinghe (1610-1666)
Het houten rouwbord/wapenbord met zestienkwartierenstaat van Feio Sickinghe (1610-1666)
Algemeen
Geboren 1610
Overleden 28 april 1666
Overlijdensplaats Warffum
Alma mater Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Leiden
Functies
1638, 1640, 1648,
1653-1655, 1657,
1660
redger te Warffum, Breede, Usquert en Zuidwolde
1646-1647, 1651-1652 landdagscomparant voor Uithuizen
1644 lid Admiraliteit van Friesland te Dokkum
1644-1647 lid Raad van State
1646-1647, 1650,
1652, 1654
lid Gedeputeerde Staten van Groningen
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Jonckheer Feio Sickinghe (tot Warffumborch) (1610 - 28 april 1666) was een Gronings jonker. Hij was heer van de Warffumborg en hoofdeling te Warffum. Naast Ommelander redger en politicus was hij heer van Warffum, Breede, Eenrum, Eenum, Harssens, Leermens, Pieterburen, Westerwijtwert, 't Zand, Zeerijp en Zuidwolde. In 1638 legde hij de eerste steen voor de toren van de Sebastiaankerk te Warffum. Sickinghe was een actief politicus en had zitting in de Admiraliteit van Friesland, de Raad van State en de Gedeputeerde Staten.

Hij was vader van de jonkers Rudolph, Johan en Feio; alle drie militair en geroemd om hun heldhaftige rol bij het Ontzet van Coevorden in 1672.

Leven

Sickinghe, werd geboren als zoon van jonker Johan Sickinghe (1576-1652), telg uit het oud adellijke regentengeslacht Sickinghe en Luts van Jongema. Feio was de grootvader van Onno Sickinghe (1688-1756); politicus, drost en burgemeester van de stad Groningen.

In 1656 kocht Feio de tiendrechten van Steenbergen en Ten Arlo (twee kluften te Zuidwolde) van zijn zwager, Johan baron van Echten (1618-1661).[1] In datzelfde jaar had Sickinghe een conflict met de drost van Drenthe, Rutger van den Boetzelaer, over een obligatie. De Staten van Groningen stuurde naar aanleiding hiervan een brief aan de Staten-Generaal.[2]

Jonckheer Feio Sickinghe (1610-1666) legde in 1638 de eerste steen voor de toren van de kerk van Warffum

Sickinghe woonde op de Warffumborg. Deze erfde hij van zijn vader. Na zijn overlijden verkreeg zijn zoon Rudolph Sickinghe (1643-1688) de borg bij de erfscheiding in 1667. Sickinghe was zeer vermogend. Zijn weduwe, Sophia van Echten bezat in 1672 zeker 125.000 gulden.

Sickinghe stond op 1 september 1628 ingeschreven aan de Rijksuniversiteit van Groningen.[3] Op 16 februari 1632 liet hij zich als student in de Rechten aan de Leidse Universiteit inschrijven met de vermelding: Groninganus - Frisius![4]

De Warffumborg of Sickingheborg te Warffum

Op 12 juli 1629 woonde hij te Warffum het avondmaal met attestatie uit Groningen bij. Op 13 juni 1638 legde hij de stichtingssteen voor toren van de kerk van Warffum.

Interieur van de hervormde kerk te Warffum met rechts het rouwbord van Duco Wilhelm Sickinghe (1656-1681), zoon van Feio

Onderhoud met prins Willem III van Oranje

Eind november 1665 was Sickinghe aanwezig op een luisterrijk festijn ter gelegenheid van de buurtschappen te 's-Gravenhage. Te gast waren prins Willem III van Oranje, stadhouder Johan de Witt en zijn vrouw Wendela Bicker. Na het hoofdgerecht werd de Prins omringd door verschillende heethoofden van zijn partij, hieronder: Sickinghe van Warffum, Simon van Middelgeest en Hendricus Hondius. De heren probeerden de Prins te verleiden tot een politiek gesprek. Enige tijd later werd Willem Hendrik verkozen tot Deken.

De ochtend erna begaf de Prins zich richting het huis van Johan de Witt. Hier werd hij voorgesteld aan Michiel de Ruyter. Na dit onderhoud bood de Prins de Witt een plek aan in zijn karos. In het rijtuig liet de Witt blijken dat hij doorhad dat de Prins de avond ervoor langdurig met de heer Sickinghe had geconverseerd.[5] Hij vroeg hierop of Sickinghe de Prins ook iets had meegedeeld ten aanzien van de zaken in Friesland.

De Prins antwoordde hierop:

In trouwe, wij hebben 't zeer druk gehad. De Heer Sickinga beviel mij buitengemeen. Ik had hem vroeger nooit ontmoet.

De Witt vroeg vervolgens wat Sickinghe nog meer verteld zou hebben. Hierop antwoordde de Prins:

O, mijnheer de Raadspensionaris, hij vertelde mij zulke aardige stukken van zijne jachthonden... Doch hier zijn wij er. Ik rijd door naar 't Huis ten Bosch, om eens de mijne te zien. Uw Dienaar, Mijnheer de Raadspensionaris!

Werk

Sickinghe was redger te Warffum, Breede, Usquert en Zuidwolde. Daarnaast was hij landdagscomparant voor Uithuizen tussen 1646-1647 en 1651-1652. Hij had zitting in de Admiraliteit van Friesland, was lid van de Raad van State en van de Gedeputeerde Staten.

Op 18 september 1649 kreeg Sickinghe samen met jonker Haijo Unico Manninga, jonker Hero te Hansum en jonker Onno Tamminga te Ludema de opdracht om een rapport op te stellen van de dijken, de post- en paalwerken van de provinciemeiers.[6]

Feio Sickinghe compareerde tussen de jaren 1655 en 1665 in zijn kwaliteit van jonker namens het dorp Warffum ter Staten Vergadering van Stad en Lande van Groningen.

Huwelijk en kinderen

Sickinghe trouwde op 19 april te Echten met Sophia van Echten tot Echten, dochter van Roelof van Echten en Anna Bentinck.[7] Samen kregen zij maar liefst 10 kinderen:

  1. Johan Sickinghe (1642), student aan de Universiteit van Leiden in 1665.
  2. Rudolph Sickinghe (1643-1688), heer tot Warffum, Breede, Usquert, Zuidwolde, Eenrum, Pieterburen en Westernieland, ritmeester der cavalerie bij het Gronings Ontzet en het Beleg van Coevorden, lid der Staten-Generaal, lid Raad van State, bewindhebber WIC kamer ter Stad en Lande te Groningen, raadslid van de Admiraliteit van Friesland, curator van de Rijksuniversiteit Groningen
  3. Peter Sickinghe (1645-1665), studeerde aan de Leidse Universiteit, de Hohe Schule te Herborn (1662)[8] en in 1663 aan de Ruprecht-Karls-universiteit te Heidelberg.[9] Hij overleed en werd begraven te Tours, Frankrijk.
  4. Anna Sickinghe (1647-1720), huwde in 1676 met Johan van Haersolte (1644-1716), heer tot Cranenburg, militair, staatsman, buitengewoon gezant te Zweden, Polen en Rusland en curator van de hogeschool te Franeker.
  5. Johan Sickinghe (1649-1673), majoor der cavalerie, commandant van de ruiterij bij het Gronings Ontzet en commandant een der drie aanvallen bij het Beleg van Coevorden[10]
  6. Hindrik (Hendrik) Sickinghe (1650-1682), majoor der cavalerie, onderbevelhebber bij het Gronings Ontzet en ruiter bij het Beleg van Coevorden, trouwde in 1672 met Anna Tjarda van Starkenborgh (†ca. 1730)
  7. Oede Lucia Sickinghe (1652), was getrouwd met Wilhelmus Velingius, predikant te Rotterdam
  8. Feio Sickinghe (1654-1696), luitenant-kolonel en commandant der infanterie, commandant van de Langakkerschans, ruiter bij het Beleg van Coevorden, heer van de Ludemaborg (1642-1662), premier collator te Usquert, trouwde in 1680 met Elisabeth Tamminga (ca. 1655-1694)
  9. Duco Wilhelm Sickinghe (1656-1681), hoofdeling te Eenrum, Pieterburen en Westernieland, stalmeester en kapitein des Gardes van Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz
  10. Oede Sickinghe (1657)