Ernest Dieltiens was een telg uit een 17e-eeuwse familie die zich in de omgeving van Grobbendonk bezighield met schrijnwerk, beeldhouwkunst en het snijden van kerkbeelden uit hout. Hij was het derde van 12 kinderen van Joseph Corneel Dieltiëns (1817 - 1900) en Maria Regina Verhoeven (1823 - 1894).[1]
Ernest huwde Leonardine De Cuyper met wie hij acht nakomelingen kreeg. Zoon Maurice (1889 - 1947) trad in vaders voetsporen en werd eveneens architect.
Ernest Dieltiens overleed tijdens de zomer van 1920 onverwacht te Pulderbos, op 72-jarige leeftijd, en werd ter aarde besteld op de begraafplaats van Berchem (Antwerpen).
Carrière
In 1859, op elfjarige leeftijd, behaalde hij de tweede prijs voor een wedstrijd georganiseerd in dertien scholen 'lager onderwijs', van het kanton Herentals. In 1860 volgde de eerste plaats bij een gelijkaardig evenement, in de kantons Herentals, Geel en Westerlo.
Anno 1864 studeerde hij architectuur te Antwerpen. Hij bezocht er gedurende vier jaren de praktijk van bouwmeester Proost, en drie jaren de werkplaats der architecten Jan-Lodewijk en Frans Baeckelmans.
Omstreeks 1870 won hij de eerste prijs van de driejaarlijkse proef, georganiseerd door de Maatschappij voor Schone Kunsten te Antwerpen, en het volgend jaar werd hij primus voor de Prijs van Rome, hetgeen hem toeliet op kosten van het Rijk buitenlandse studiereizen te ondernemen.
Dieltiens' verblijf te Antwerpen viel samen met een periode van stedelijke expansie. Dit gegeven, gecombineerd met zijn mogelijkheden, leverde hem een aanzienlijke tewerkstelling op. In 1881 werd met name door de adellijke families Cogels en Osy de Naamloze Bouwmaatschappij van het Oosten van Antwerpen opgericht. Deze onderneming had tot doel het rurale Zurenborg om te vormen tot een stedelijk gebied. In 1882 keurde het stadsbestuur een nieuw stratenplan goed, wat het licht op groen zette voor de bouwactiviteiten in deze omgeving. De vastgoedmaatschappij werkte doorgaans met dezelfde geselecteerde architecten en Ernest Dieltiens was er een van.
In totaal ontwierp Dieltiens meer dan tweehonderd woningen, daarnaast ook grotere gebouwen zoals bejaarden- en weeshuizen, kerken en een kasteel. In 1898 werd hij aangezocht voor het maken van plannen voor het toenmalige Ooststation te Antwerpen dat door de uitbreiding van de stad, thans het Centraal Station is. Zijn plannen werden aanvaard door de Commissie der Monumenten, maar doordat de geraamde uitgaven voor de afwerking de toegestane kostprijs overtrof, werd het werk verder gezet door architect Louis Delacenserie.
Voor zijn prestaties werd architect Dieltiens door de koning gelauwerd met de rang van Ridder in de Leopoldsorde.
1905: Cogels Osylei 77, 79, 81; burgershuizen in eclectische stijl;
Waalse kaai: verscheidene pakhuizen.
Rubenslei en Van Eycklei: een aantal woningen (thans verdwenen).
Elders:
1878: Grobbendonk (langs de weg van Herentals naar Nijlen): Goorkasteel, ook kasteel Den Huger genoemd. Gebouwd in samenwerking met Eugeen Dieltiens[2];
↑De familienaam werd in de loop der eeuwen gespeld overeenkomstig de evolutie van de uitspraak: Dieltkens, Dieltiëns, Dieltjens... en muteerde in Ernests generatie opnieuw. Het trema op de tweede "e" van 'Dieltiëns' kwam nog wel voor op de naam van de vader maar werd niet hernomen in de geboorteopgaven der kinderen. Ingevolge deze variaties vermelden sommige bronnen voor Frans-Ernest Dieltiens ten onrechte een afwijkende spelling. Ook vermeldt een minderheid der bronnen 18 april 1848 als geboortedatum; de meerderheid alsook het overlijdensbericht vermelden 19 april.