Na zijn opleiding bij Eugène-François de Block (1812-93) in Antwerpen profileerde De Schampheleer zich direct als landschapschilder. Hij wierp zich ook op als een overtuigd realist in dit genre: het objectief weergeven van het landschap, gezien vanuit een picturaal interessant standpunt. Zijn realisme trekt de lijn door die begint bij Théodore Fourmois (1814-72); we vinden er ook de principes van de Franse landschapschilders uit de zogenaamde School van Barbizon in terug. Dit alles impliceerde intensieve campagnes van schilderen in de open lucht, waarbij de plein-airstudies dienden als basismateriaal voor groter opgezette olieverfschilderijen die in het atelier ontstonden.
Zoals de meeste landschapschilders ondernam De Schampheleer enkele reizen die hem een heel motievengamma opleverden: Beieren (München), Nederland, Frankrijk, enz. Te Barbizon had hij contacten met de aldaar werkende paysagisten. Blijkens sommige titels van werken was hij ook te Oosterbeek in Gelderland; deze schilderachtige streek gold zowat als het Nederlandse equivalent voor Barbizon: ook hier kwamen veel landschapschilders werken en ontmoetten er elkaar. Hier ontwikkelde zich ook zijn visie gebaseerd op de zeventiende-eeuwse Nederlandse landschapschilderkunst. Hij kwam ook graag schilderen in het ongerepte heidelandschap in de omgeving van Genk, net als Théodore Baron, Théodore Fourmois, Alphonse Asselbergs, Edmond Tschaggeny en Franz Courtens. Ze worden daarom collectief soms gegroepeerd onder de naam Genkse School.
Wat zijn relaties met andere kunstenaars betreft, vermelden we zijn hechte vriendschap met de landschap- en dierenschilder Edmond De Pratere en het feit dat hij de leraar was van de schilderessen Cl. Van den Broeck en Euphrosine Beernaert. Het werk van L. Pulinckx is stilistisch nauw verwant aan dat van De Schampheleer.
Voor de promotie van zijn oeuvre was De Schampheleer zoals de meeste van zijn tijdgenoten praktisch volledig aangewezen op het uitgebreide systeem van groepssalons: de Driejaarlijkse Salons te Gent, Brussel en Antwerpen en de talrijke kleinschaligere initiatieven in provinciesteden.
Een bloemlezing uit zijn talrijke saloninzendingen leert ons meteen iets over zijn voorkeur bij de keuze van zijn motieven:
Herinnering aan de vallei van Ramsau, Beieren (Antwerpen, 1852)
De oevers van een rivier in Vlaanderen (Tentoonstelling van Levende Meesters 1856, Amsterdam)
Een avond in de Dauphiné, De morgen. Landschap in Limburg en De oogst in Brabant (Tentoonstelling van Levende Meesters 1857, Den Haag)
Landschap in de omstreken van Brussel in de maand juli en Een landschap in de Kempen, bij regenachtig weer (Tentoonstelling van Levende Meesters 1859, Den Haag)
Zomeravond in de omgeving van Brussel en Hooitijd in Vlaanderen (Antwerpen, 1861)
Zomeravond te Tielrode en Herfstavond te Oosterbeek (Brugge, 1866)
Omstreken van Brussel (Vijver van Ter Hulpen) tegen het einde van oktober en Na de regen. Omstreken van Gouda (Tentoonstelling van Levende Meesters 1868, Amsterdam)
Herfstavond. Omgeving van Dordrecht en Omgeving van Amsterdam (Gent, 1871)
Nijmegen en de Waal (Antwerpen, 1873)
Herinnering aan Gouda (Antwerpen, 1879)
Overstroming van de IJzer en de Ieperlee en Een dam in de Polders. Holland (Kon. Verz.) (Brussel, 1881)
De IJssel nabij Kampen (Gent; 1883)
Op Terschelling (Gent, 1886)
Moerassen nabij Nijmegen (Antwerpen, 1888)
Omgeving van Amsterdam (Gent, 1889).
Dorf Genck (Belgien)-Morgen (Verein Berliner Künstler. Internationale Kunstausstellung, 1891)
Antwerpen, Kon. Museum voor Schone Kunsten: Herinnering aan Gouda (1878; aankoop 1879), Oogst, Herinnering aan de Zuiderzee (1867) (beide schilderijen zijn de laatste werken uit het Legaat Th. Wauters);
Brussel, Kon. Musea voor Schone Kunsten van België: De Oude Rijn nabij Gouda;
Brussel, Museum van Elsene;
Genk, Emile Van Dorenmuseum: Ecluse à Genck (1887), Genck (1889) en Chaumière à Limbourg;
Kortrijk, Museum voor Schone Kunsten: Omgeving van Dordrecht
(fr) Vente publique. Catalogue des tableaux, esquisses, études composant l’atelier de feu Edmond De Schampheleer. Experts J. & A. Le Roy (veilingscat.), Brussel (Maison d’Art), 26-27 april 1899.
(de) U. Thieme en F. Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler, dl. 29, Leipzig, 1934.
(en) C. M. Kauffmnn, Victoria and Albert Museum. Catalogue of Foreign Paintings II 1800-1900, London, 1973.
(fr) E. Bénézit, Dictionnaire critique et documentaire des peintres, dl. 2 Paris, 1976.
(nl) J. F. Buyck, Catalogus schilderijen 19de en 20ste eeuw, Antwerpen (Kon. Musea voor Schone Kunsten), 1977.
(fr) P. en V. Berko, Dictionnaire des peintres belges nés entre 1750 et 1875. Brussel, 1981.
(en) W. G. Flippo, Lexicon of the Belgian Romantic Painters. Antwerpen, 1981.
(nl) P. De Brabandere, Museum voor Schone Kunsten Kortrijk. Grafiek, Kortrijk, 1988.
[Gemeentekrediet van België] La collection – De verzameling, Brussel, 1988.
(fr) A. Herickx & J. Mambour, Catalogue du Musée des Beaux-Arts de Mons, Brussel, 1988.
(nl) N. Hostyn, Euphrosine Beernaert (tentoonstellingscatalogus), Oostende, 1990.
(fr) (N. Craenhals & P.-P. Dupont c.s.), Le Chant du Pays ou la mouvance de la lumière dans la peinture belge de 1830 à 1930 (tentoonstellingscatalogus Galerie Maurice Tzwern, Brussel), Antwerpen, 2000.
(fr) W. & G. Pas, Dictionnaire biographique arts plastiques en Belgique. Peintres-sculpteurs-graveurs 1800-2002, Antwerpen, 2002.
(fr) P. Piron, Dictionnaire des artistes plasticiens de Belgique des XIXe et XXe siècles, Lasne, 2003.
(nl) Kristof Reulens (e.a.), Genk door schildersogen. Landschapsschilders in de Limburgse Kempen 1850-1950, Davidsfonds, Leuven, 2010 ISBN 978 90 5826 749 8