Het opstarten van het Helsinki Headline Goal-proces op een EU-top in december 1999 in Helsinki resulteerde in de instelling van een EU-interventiemacht van in totaal 60.000 troepen tegen 2003.[7] Deze macht kwam te bestaan uit de zogeheten EU-battlegroups à 1500 militairen per bataljon, waarvan elke snel inzetbaar diende te zijn.[8] Veel strijdgroepen zijn multinationaal: de militairen zijn afkomstig uit verschillende EU-lidstaten. Er vinden regelmatig oefeningen plaats en te allen tijde staan er twee battlegroups paraat. Tot nu[(sinds) wanneer?] toe zijn de EU-battlegroups nog nooit ingezet in conflictsituaties.
Battlegroups
De oorspronkelijke dertien battlegroups[9] werden voorgesteld op 22 november 2004.[10] Sindsdien zijn er nieuwe battlegroups bijgekomen.
Bijdragen
Grotere lidstaten dragen soms hun eigen battlegroups bij, terwijl kleinere lidstaten gezamenlijk groepen vormen. Elke groep heeft een 'leidend land' of 'framework nation' dat het operationele bevel voert, gebaseerd op het model dat opgezet werd tijdens de EU-vredesmissie in Congo-Kinshasa (Operatie Artemis). Elke groep heeft ook een eigen hoofdkwartier. Drie niet-EU NAVO-landen, Noord-Macedonië[11], Noorwegen en Turkije, doen allebei mee aan een groep; bovendien neemt ook een niet-EU niet-NAVO-landen deel, Oekraïne.[12][13]Denemarken heeft een uitzonderingsclausule in haar toetredingsverdrag en hoeft daarom niet mee te doen aan het Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. Ook Malta doet momenteel niet mee aan een battlegroup.
Op 1 januari 2007 werd volledige operationele capaciteit bereikt, dat wil zeggen, de Unie kon twee battlegroups tegelijk inzetten. De battlegroups rouleren elk halfjaar.[14]
↑Landstrom, Gustav (februari 2007). Enter the EU Battlegroups. Chaillot Paper (97): 7 (EUISS). Gearchiveerd van origineel op 4 maart 2016. Geraadpleegd op 7 juli 2015.
↑ abcLandstrom, Gustav (February 2007). Enter the EU Battlegroups. Chaillot Paper (97): 88 (EUISS). Gearchiveerd van origineel op 4 maart 2016. Geraadpleegd op 7 juli 2015.