Pan American World Airways was de maatschappij die in 1945 vroeg om een civiele versie van het C-74Globemaster militaire transportvliegtuig. De order werd al snel ingetrokken. American Airlines blies de ontwikkeling nieuw leven in toen het vroeg om een lange-afstandsversie van de DC-6 voor zijn transcontinentale diensten. In die tijd was de Lockheed Constellation het enige toestel dat een non-stopvlucht van de Amerikaanse oostkust naar de westkust of omgekeerd kon maken. Douglas aarzelde om het toestel te ontwikkelen, totdat American Airlines een niet-intrekbare opdracht plaatste voor 25 toestellen voor een prijs van 40 miljoen dollar, genoeg om de ontwikkelingskosten te dekken.
Het prototype vloog in mei 1953 en American Airlines ontving het eerste toestel in november van datzelfde jaar. Het werd onmiddellijk ingezet op een van-kust-naar-kust lijndienst, hetgeen Americans rivaal Trans World Airlines noopte om hetzelfde te doen met haar Super Constellations. Beide typen toestellen leden echter aan dezelfde kwaal: onbetrouwbare motoren, hetgeen ertoe leidde dat menig transcontinentale vlucht ergens halverwege afgebroken moest worden.
De eerste DC-7's werden alleen aan Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen verkocht. Europese luchtvaartmaatschappijen hadden weinig profijt van de relatief kleine vergroting van de actieradius ten opzichte van de DC-6. Daarom ontwikkelde Douglas in 1956 een 'extended range' variant, de DC-7C. Door de vleugel aan de basis met drie meter te verlengen werd een grotere brandstoftank mogelijk. Dee weerstand werd verminderd en het lawaai in de cabine werd minder omdat de motoren verder van de romp af kwamen te staan. De romp, die ten opzichte van de DC-6 met een meter naar achteren was verlengd, werd in de 7C-versie nogmaals met een meter verlengd, ditmaal naar voren.
Pan American World Airways gebruikte de DC-7C voor zijn eerste non-stop-lijndienst tussen New York en Londen. Dit noopte concurrent BOAC ertoe om hetzelfde toestel aan te schaffen in plaats van te wachten op het gereedkomen van het Britse model Bristol Britannia.
De DC-7C werd daarnaast door diverse andere Europese luchtvaartmaatschappijen aangeschaft, waaronder Scandinavian Airlines, die het toestel gebruikte voor haar lijndiensten over de Noordpool naar Noord-Amerika en Azië. De verkopen van de DC-7C zakten enige jaren daarna echter volkomen in met de introductie van de Boeing 707 en de DC-8.
Vanaf 1959 bouwde Douglas DC-7A- en DC-7C-toestellen om naar DC-7F-vrachtvliegtuigen, hetgeen de levensduur van de toestellen met vele jaren verlengde nadat ze waren afgedankt als passagierstoestellen.
Tegenwoordig [(sinds) wanneer?] worden nog enkele DC-7's in het westen van de Verenigde Staten gebruikt als blusvliegtuig bij het bestrijden van bosbranden, en enkele andere zijn nog steeds in dienst als vrachtvliegtuig. Door zijn motorproblemen heeft de DC-7 echter niet de lange levensduur van de DC-6 kunnen evenaren. In totaal zijn er 714 mensen overleden door een crash van een DC-7.[1]