DecentralisatieDecentralisatie is het ongedaan maken van eerdere centralisaties. GebruikDe term wordt vooral gebruikt bij overheden en andere organisaties als bevoegdheden minder centraal worden geregeld. Een voorbeeld is het opsplitsen van één groot (staats)bedrijf in losse onderdelen. De bekende organisatiedeskundige Henry Mintzberg geeft in zijn boek Organisatiestructuren[1] drie voordelen van decentralisatie:
Naast de voordelen die Mintzberg aanhaalt, kan decentralisatie nog meer positieve gevolgen hebben:
Er zijn echter ook nadelen verbonden aan decentralisatie:
Of een organisatie beslist om al dan niet te decentraliseren, zal afhangen van verschillende factoren. De grootte van een organisatie zal vaak een reden zijn om te decentraliseren. Territoriale en functionele decentralisatieEr bestaan in het staatsrecht twee soorten decentralisatie: territoriale en functionele decentralisatie. Bij territoriale decentralisatie worden bepaalde taken die eerst centraal werden uitgevoerd doorgegeven aan in verschillende gebiedsdelen bestaande organisaties. Bij functionele decentralisatie worden bepaalde taken die eerst op centraal niveau werden uitgeoefend doorgegeven aan organisaties die zich op een specifieke taak concentreren. Voorbeelden van territoriale decentralisatie zijn de decentralisatie naar gemeenten en provincies toe. Een voorbeeld van functionele decentralisatie is de decentralisatie naar openbare lichamen voor beroep en bedrijf, zoals de Nederlandse Orde van Advocaten. De waterschappen hebben beperkte taken en een beperkt territoir. De waterschappen zijn daarom een mengvorm van functionele en territoriale decentralisatie. Decentralisatie door autonomie en door medebewindDecentralisatie kan plaatsvinden door autonomie en door medebewind. Bij autonomie krijgt een lager orgaan de zelfstandige bevoegdheid tot bestuur. Bij medebewind wordt het lagere orgaan toegestaan hogere regelingen op zelfstandige wijze uit te voeren. Zie ook
Voetnoten
|