Coprosma
Coprosma is een geslacht uit de sterbladigenfamilie (Rubiaceae). De soorten komen voor in Nieuw-Zeeland, Hawaï, Borneo, Java, Nieuw-Guinea, Australië, talloze eilanden op de Stille Oceaan en de Juan Fernández-archipel. De naam Coprosma betekent "ruikt naar mest" en verwijst naar de geur (methaanthiol) van de gekneusde bladeren van enkele soorten. KenmerkenVeel soorten zijn struikjes met kleine, groenblijvende bladeren. Een paar zijn kleine bomen en hebben veel grotere bladeren. De bloemen hebben onbeduidende bloemblaadjes, lange meeldraden en stampers, en worden door de wind bestoven. Natuurlijke hybriden komen tamelijk vaak voor. De vrucht is een niet-giftige sappige bes, meestal fel oranje (maar kan donkerrood of zelfs lichtblauw zijn), met twee kleine zaden. De oranje vruchten van de grotere soorten werden door kinderen van Maori gegeten. Ze zijn ook populair bij vogels. Er wordt gezegd dat er koffie van de zaden gemaakt kan worden, Coprosma is verwant aan de koffieplant. Een opvallend kenmerk (ook gevonden in andere geslachten van de Rubiaceae) is dat de bladeren holten in de oksels van de nerven hebben. In deze holten en op de steunblaadjes groeien stikstofbindende bacteriën. Daarnaast bieden deze holten of domatia onderdak aan bepaalde soorten mijten. Ze voeden zich met parasitaire schimmels die het blad aantasten. Hierdoor wordt de aantasting ingeperkt.[1] GebruikDe Maori's in Nieuw-Zeeland gebruikten een aantal soorten als kleurstofleverancier en voor medicinaal gebruik. De vruchten van Coprosma acerosa, C.grandiflora, C.lucida, C.repens en C.robusta zouden eetbaar zijn. Het blad van Coprosma lucida en C.robusta werd als thee gebruikt. En verder werd de bes van Coprosma repens als vervanging van koffie gebruikt. Bovendien werden de bladeren van C. grandifolia om hīnau cakes gewikkeld.[2] Soorten
Hybriden
Bronnen, noten en/of referenties
|