De Chinanteken danken hun naam aan de Azteken, die hen in het NahuatlChinantecah, 'mensen van de plaats van het riet', noemden. De Chinanteken noemen zichzelf Tsa ju jmí, wat 'mensen van het oude woord' betekent. Het Chinanteeks is een taal van de westelijke tak van de Oto-Manguetalen, en wordt nog door driekwart van de Chinanteken beheerst. Taalkundigen onderscheiden 14 variëteiten van het Chinanteeks, die onderling niet altijd even goed verstaanbaar zijn, maar de Chinanteken zelf beschouwen al deze varianten als één taal.
De Chinanteken zijn vooral een landbouwvolk. Zij verbouwen tarwe en koffie.