De tentoonstelling vond plaats in Fairmount Park, langs de Schuylkill. De indeling van het landgoed voor de tentoonstelling werd ontwikkeld door Hermann Schwarzmann. Er kwamen ongeveer 10 miljoen bezoekers naar de tentoonstelling.
Voorbereiding
Het idee voor de Centennial Exposition kwam van John L. Campbell, een professor in wiskunde, natuurfilosofie en astronomie.[1] In december 1866 stelde hij de burgemeester van Philadelphia voor om het 100-jarig jubileum van de Amerikaanse onafhankelijkheid te vieren met een wereldtentoonstelling. Aanvankelijk stuitte het idee op verzet, met name uit angst dat de financiering niet zou kunnen worden geregeld. Ondanks deze kritiek werd het plan doorgezet.[2]
Het Franklin Institute was een van de eerste instellingen die zich met de tentoonstelling ging bezighouden. In januari 1870 besloot de gemeenteraad van Philadelphia dat de tentoonstelling mocht plaatsvinden in Fairmount Park. Daniel Johnson Morrell regelde dat er een wetsvoorstel werd ingediend om een commissie te vormen die de tentoonstelling zou organiseren. Dit voorstel werd aangenomen op 3 maart 1871.
Een jaar later, op 3 maart 1872, werd de commissie opgericht onder leiding van Joseph R. Hawley. De commissie bestond uit afgevaardigden van elke staat en territorium van de Verenigde Staten.[1] Op 1 juni 1872 werd een organisatie opgericht om sponsoren te vinden voor de tentoonstelling. John Welsh, die ook betrokken was bij de financiering van de Great Sanitary Fair in 1864, werd benoemd tot voorzitter van deze organisatie.[2]
Philadelphia schonk zelf een bedrag van 1.5 miljoen dollar. Elizabeth Duane Gillespie richtte een tweede comité op van uitsluitend vrouwen, dat 30.000 dollar bij elkaar wist te krijgen voor de tentoonstelling.[3]
In totaal werden er meer dan 200 gebouwen neergezet op het terrein. Architect Henry Pettit en monteur Joseph M. Wilson werden benaderd om de primaire gebouwen voor de tentoonstelling te ontwerpen. Het grootste gebouw werd in 18 maanden gebouwd met behulp van vooraf gemaakte onderdelen.
Om de vele bezoekers aan te kunnen, werden extra hotels gebouwd vlak bij het park van de tentoonstelling. Tevens werden extra tramlijnen aangelegd en liet de Pennsylvania Railroad speciale treinen naar het park rijden vanuit Philadelphia's Market Street, New York, Baltimore en Pittsburgh.[4]
26 staten hadden hun eigen gebouwen op de tentoonstelling. Tevens hadden veel landen een eigen gebouw.
Tibbe, L., Holland op z'n mooist in Amerika, De wereldtentoonstelling van 1876 in Philadelphia. In: Tijdschrift De Negentiende Eeuw, 40 (2016) 4, Themanummer Amerika!, pag. 334-350. ISSN 1381-8546, ISBN 978-90-8704-636-1