Bruges-la-Morte
Bruges-la-Morte is een Franstalige roman van de Belgische schrijver Georges Rodenbach (1855-1898). PublicatieHet boek verscheen in 1892 als feuilleton in Le Figaro en in Journal de Bruges en vervolgens in boekvorm bij Marpon & Flammarion. Het is sindsdien zeer vaak en tot op heden door de uitgeverij Flammarion opnieuw uitgegeven. VertalingenHet succes van de roman maakte dat hij in verschillende talen werd vertaald:
Pas in 1978 verscheen een eerste Nederlandse vertaling door Marjolijn Jacobs en Jolijn Tevel. Ze werd in België uitgegeven door Standaard Uitgeverij onder de titel Brugge, die stille, en in Nederland door uitgeverij P.N. Van Kampen & Zoon onder de titel Brugge-de-dode. In 2020 verscheen de roman onder de titel Het dode Brugge in een vertaling van Jan H. Mysjkin bij de Amsterdamse uitgeverij De Wilde Tomaat; de vertaler voegde een uitgebreid nawoord toe onder de titel 'Orpheus in Brugge'. VerhaalDe vermogende Hugues Viane is jong weduwnaar geworden. Hij vestigt zich, samen met een oude dienstmeid, in Brugge. De melancholie van deze oude, slapende stad verenigt zich met de weemoed en de droefheid om zijn overleden vrouw. Hugues cultiveert haar foto's en spulletjes, die niet mogen worden aangeroerd. Dan ontmoet hij Jane, een danseres uit Rijsel, en in haar ziet hij zijn overleden vrouw terug. Na enige tijd bezoekt hij haar dagelijks, maar hij vertelt niets over zijn weduwschap, zelfs niet als hij enkele jurken meeneemt om ze door haar te laten aanpassen. Zij vindt ze uit de mode, lacht en danst ermee op tafel. Intussen weet de hele stad af van zijn voor die tijd (einde 19e eeuw) en voor die stad (het katholieke, Vlaamse Brugge) schokkende levenswandel. Stilaan groeit bij Hugues ook het besef dat Jane niet dezelfde is als zijn overleden vrouw, om wie hij nog steeds rouwt. Zij bedriegt hem en verspilt zijn geld. Toch kan hij het niet uitmaken. Voor het eerst nodigt hij haar uit bij hem thuis, op de dag van de Heilig Bloedprocessie. Zijn diepgelovige huishoudster wil Jane niet bedienen en neemt ontslag. Jane, niet wetende wat al die foto's en spullen van zijn vrouw voor hem betekenen, lacht ermee en daagt hem uit. Hij wurgt haar. Nu verenigen de beelden van zijn twee dode vrouwen zich met elkaar en met het geluid van de klokken van de dode stad. StijlHet beeld van een lege stad of plaats van handeling die doods aandoet en waar niets lijkt te gebeuren, is een constante in de literaire richting van de symbolistische esthetica die de auteur nastreefde. De plaatsen worden beschreven als gehuld in een mysterieuze, mystiek aandoende, sfeer. Rodenbach aarzelde welke stad hij als decor voor zijn verhaal zou nemen. Hij dacht onder meer aan Saint-Malo in Bretagne en aan Middelburg op het eiland Walcheren, maar het werd uiteindelijk Brugge. Reacties op het boekHet boek, in literaire kringen gunstig onthaald, bracht indertijd vele negatieve reacties teweeg vanwege woedende Bruggelingen, maar zorgde er wel voor dat vele mensen de stad wilden bezichtigen. Het toerisme steeg aanzienlijk. Het verhaal, dat in symbolistische stijl, de nostalgische en romantische gevoelens van de auteur op de stad overdroeg, belette niet dat kort daarop, in 1895, de decennialange strijd voor een rechtstreekse verbinding met de zee met succes was bekroond en door een wet was mogelijk gemaakt. De Bruggelingen waren overtuigd een nieuwe 'gouden eeuw' tegemoet te gaan. Rodenbach vond dit maar niets, en trok in 1897 in zijn Le Carillonneur ten strijde tegen Brugge-Zeehaven. Het was voornamelijk deze houding die hem in Brugge kwalijk werd genomen. Onder de schrijvers die zich, zoals Rodenbach, door Brugge lieten inspireren, bevonden zich Emile Verhaeren, Joris-Karl Huysmans (vooral met zijn boek 'Là-bas' over het 'satanistische' Brugge), Stéphane Mallarmé, Stefan Zweig en Rainer Maria Rilke. Toneel en film
Strip
Literatuur
Externe linksBronnen, noten en/of referenties
|