Boek der Liederen
Het Boek der Liederen (Shijing), ook wel Boek der Oden of Liederen volgens de traditie van Mao (Maoshi) genoemd, is een verzameling van 305 zeer oude Chinese gedichten. De liederen stammen uit de tijd tussen de elfde en de zesde eeuw v.Chr. Het boek behoort tot de Vijf Klassieken en daarmee ook tot de Confucianistische Klassieken. Het werk heeft een bijzonder grote invloed uitgeoefend op de Chinese cultuur. Sinds de Han-tijd is Shijing het werk dat door Chinese geleerden het meest is geciteerd. Die citaten werden vaak gebruikt om ingenomen standpunten te verduidelijken of om op verdekte wijze een bepaald standpunt te kunnen innemen. OntstaanVolgens de traditie is het materiaal voor Shijing bijeengebracht door ambtenaren. Zij moesten in opdracht van het Zhou-hof uit alle delen van het rijk liederen verzamelen die door het volk werden gezongen. Volgens Shiji zou Confucius uit de meer dan 3000 liederen een selectie hebben gemaakt. Die werd geplaatst in Shijing. Of Confucius daadwerkelijk Shijing heeft samengesteld is twijfelachtig. Wel hebben Confucius en zijn directe volgelingen regelmatig uit Shijing geciteerd. Nu wordt aangenomen dat Shijing reeds in de 6e eeuw v.Chr. bestond, vermoedelijk onder de naam Driehonderd gedichten (詩三百, Shi sanbai). Shijing werd verboden onder de Qin. Drie geleerden hebben daarop het werk uit het hoofd geleerd, waardoor er aan het begin van de Han-tijd drie versies bestonden. Zij waren afkomstig van Shen Pei Gong (申培公) uit Lu 魯, Yuan Gu Sheng (轅固生) uit Qi 齊 en Han Sheng (韓生) uit Han. Deze versies staan bekend als het Commentaar van de drie scholen (San Jia Shi, 三家诗) en behoorden mogelijk tot de nieuwe tekst (jinwen). Deze versies zijn verloren geraakt, de versie uit Lu als laatste, rond 300 na Chr. Er bestaat nog wel een commentaar op de versie uit Han, Hanshi waizhuan (韓詩外傳, letterlijk: Commentaar van buitenaf op de Han liederen), die anekdotes over morele kwesties bevat. De enige bewaard gebleven versie en daarmee de basis voor het huidige werk is gebaseerd op een manuscript afkomstig uit de verzameling van Mao Heng (毛亨). Dit werd eind 2e eeuw v.Chr. overhandigd aan prins Xian van Hejian (河間獻王), vader van de latere keizer Wudi. Het werk werd van een toelichting voorzien door Mao Heng en zijn zoon Mao Chang (毛萇). Shijing wordt daarom ook wel Maoshi genoemd. Zij behoorde mogelijk tot de oude tekst (guwen). Maoshi werd rond het begin van onze jaartelling de officiële versie van Shijing. Zheng Xuan (鄭玄 127-200) voorzag het werk van een belangrijk, confucianistisch commentaar. Keizer Taizong (627-649) wenste de 'juiste betekenis van de Vijf Klassieken' (Wujing zhengyi, 五經正義) vast te stellen en gaf Kong Yingda (孔穎達 574-648) opdracht tot het schrijven van een commentaar op Maoshi. Dat werd maoshi zhengyi (毛詩正義, de juiste betekenis van Maoshi) en werd toen beschouwd als de standaardversie. Rond 1177 voltooide Zhu Xi zijn Shiji zhuan (詩集傳, het Boek der Liederen voorzien van commentaar). Zijn uitleg was gedurende de hierop volgende zeshonderd jaar de meest gezaghebbende. Volgens hem bevatte Shijing ook erotische gedichten. Het waren weliswaar 'verdorven gedichten' (yinshi, 淫詩), maar zij waren door Confucius toegevoegd om te laten zien hoe men zich niet moest gedragen. Hij verwierp daarmee de moralistische uitleg die zijn voorgangers aan de erotische gedichten hadden gegeven. SamenstellingIn Shijing worden in totaal 311 gedichten genoemd. Van zes daarvan is de tekst verloren geraakt en is slechts de titel bekend. De overige 305 zijn verdeeld in 4 categorieën: 160 volkswijsjes van de staten, 74 kleine lofzangen, 31 grote lofzangen en 40 hymnen. In onderstaande tabel is de doorlopende nummering van de 305 volledig overgeleverde liederen die van de klassieke Mao-school uit de Han-tijd. De titel van elk gedicht is steeds ontleend aan woorden uit de eerste versregel. De hieronder weergegeven titelvertalingen zijn van Johan Schotman (1892-1976) uit zijn in 1969 uitgegeven Sji Tsjing (zij het dat eigennamen zijn herschreven in pinyin). VolkswijsjesDe 160 volkswijsjes (feng, 風 ook wel guofeng, 國風, volkswijsjes van de staten), hebben het karakter van volksliedjes. Zij zijn ontstaan in de achtste en zevende eeuw v.Chr. en behandelen alle aspecten van het dagelijkse leven. De liefde wordt in zeer directe bewoordingen beschreven. In de latere confucianistische traditie werd het morele aspect van de liefde benadrukt, westerse wetenschappers benadrukken eerder het volkse karakter. De meeste gedichten zijn kort. Elke versregel bestaat uit vier syllaben, een stanza uit vier of zes van zulke regels en een gedicht uit twee of drie stanza's. De liederen zijn uitgesplitst naar vijftien staten van de Noordchinese laagvlakte. Mogelijk gaat het hier om volkswijsjes uit deze staten zelf, die daarna zijn bewerkt aan het hof van Zhou.
Kleine lofzangenDe 74 kleine lofzangen (Xiaoya, 小雅) beschrijven het leven van de adel en zijn waarschijnlijk door edellieden geschreven. Zij stammen uit de negende en achtste eeuw v.Chr. en zijn onderverdeeld in groepen van tien gedichten (zishi, 之什):
Grote lofzangenEr zijn 31 grote lofzangen (Daya, 大雅). Zij stammen uit de tiende en negende eeuw v.Chr.
HymnenEr zijn 40 hymnen (頌, Song) of feestliederen. Dit zijn de oudste liederen uit de verzameling en stammen waarschijnlijk uit de tiende eeuw v.Chr.
Externe links tekst en vertaling
Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina Tekst in het Chinees op Wikisource.
|