Een basaltwoord is een woord dat, bij wijze van toeval, andere woorden in zich herbergt die onderling tegenstrijdig zijn. De naam is ontleend aan de woorden bas (lage mannelijke zangstem) en alt (lage vrouwelijke zangstem). De term kwam voor het eerst voor in Battus' Opperlandse taal- & letterkunde.[1]
Voorbeelden
- Bah-rein[2]
- berg-vlakte
- bitter-zoet
- boos-aardig
- droef-geestig
- duf-fel
- eik-els
- flauw-hartig
- gister-morgen
- grond-water
- her-der
- hoe-zo
- ho-ren
- hout-staal
- huur-koop
- ieder-een
- kapot-maken
- klap-zoen
- koper-dief
- kruis-punt
- leer-stof
- lig-stand
- loop-fiets
- me-ander
- mense-lijk
- morgen-avond
- naar-geestig
- op-vallend
- oud-heden
- ramp-zalig
- recht-hoek
- sta-ren
- stil-leven
- terug-weg
- trap-lift
- vliegen-vallen
- vol-ledig
- vol-op
- vraag-stelling
- vuur-water
- water-ijs
- water-stof-gas
- wel-nee
- werk-lui
- Zee-land
- zee-meer-min[3]
- zoet-zuur
- zout-zuur
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ Hoofdstuk 7, 72.
- ↑ Bah: uitroep waarmee men wil zeggen dat iets vies is, rein is daarentegen iets schoons.
- ↑ Dit is zelfs een dubbel basaltwoord