Bart van Hove (beeldhouwer)
Bartholomeus Johannes Wilhelmus Maria (Bart) van Hove (Den Haag, 18 maart 1850 – Amsterdam, 10 februari 1914) was een Nederlandse beeldhouwer.[1] Leven en werkVan Hove kwam voort uit een kunstenaarsgeslacht; hij was een zoon van kunstschilder Johannes Huybertus van Hove (1827-1881) en Marianna Christina Martinus. Zijn halfbroer Gerard en grootvader Bartholomeus Johannes van Hove (1790-1880) waren eveneens schilders. Hijzelf was getrouwd met Maria Cornelia Juliana Hekking, uit dit huwelijk werd onder anderen dochter Maria van Hove geboren. Hij studeerde aan de Haagse Tekenacademie in zijn geboorteplaats en vervolgens van 1870 tot 1874 aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Daarna had hij tot 1878 les van P.J. Cavelier in Parijs. Dit werd mogelijk gemaakt dankzij een Koninklijke Subsidie voor de Schilderkunst van prins Hendrik. In 1881 maakte hij een studiereis naar Italië. Na terugkomst in 1882 ging hij in Amsterdam wonen. Op verzoek van Pierre Cuypers werkte hij mee aan het decoratief beeldhouwwerk voor het Rijksmuseum. Als zelfstandig beeldhouwer maakte hij vooral veel portretbustes en standbeelden. In 1885 werd Van Hove leraar aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus in de hoofdstad en van 1889 tot 1900 was hij daar directeur. In 1900 werd hij hoogleraar aan de Rijksakademie van beeldende kunsten te Amsterdam, wat hij tot zijn dood in 1914 zou blijven. Bovendien is Bart van Hove meerdere jaren voorzitter geweest van de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae. Van Hove werd onder meer benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau en ridder in het Legioen van Eer en was tevens Lid van de Academie van Schoone Kunsten en Wetenschappen in Antwerpen. Hij overleed op 63-jarige leeftijd, waarschijnlijk aan de gevolgen van diabetes, en werd begraven op Zorgvlied.[2][3] Amsterdam vernoemde in 1955 een straat naar hem (Bart van Hovestraat in Nieuw-West). AtelierVan Hove had zijn atelier aan de Tweede Constantijn Huygensstraat 81 in Amsterdam. Dat werd in 1903 op de foto vastgelegd in een serie kunstenaarsportretten van fotograaf Sigmund Löw. In het atelier zijn diverse werken[2] te herkennen, waaronder linksboven op de plank een buste van Johannes Bosscha jr.. De beeldhouwer staat naast een buste van G.J.A. Webb, daarachter een buste van Johannes Bosboom en aan de andere zijde het beeld Primavera (Lente). Daarnaast een beeld van een zittende Orion, waarmee Van Hove een bronzen medaille won op de Exposition Universelle (1878). Voor Orion staat een Javaans kopje, en rechts van hem de modellen van een beeldje van een zittende mevrouw Van Hove, het standbeeld van Jan Pieter Minckelers en de godin Victoria van het (inmiddels verdwenen) Atjehmonument. Primavera en Orion zijn halverwege de 20e eeuw vernietigd, de eerste vanwege het afstoten van de gipscollectie van het Rijksmuseum Amsterdam.[2] Op de plank rechts van de krans beeldengroepjes met putti voor de (oude) Stadsschouwburg en een buste van prinses Wilhelmina. In de rechter wand bovenin een halffiguur van David Bles (met de armen gekruist) en een buste van de jonge koningin Wilhelmina. Rechtsonder op de foto mgr. Ferdinand Hamer naast het beeld op de sokkel van Jan van Schaffelaar. Werken (selectie)
Bronnen, noten en/of referenties
Zie de categorie Bart van Hove van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|