Barinasuchus
Barinasuchus[1] (betekent 'Barinas-krokodil', verwijzend naar waar het typemateriaal werd gevonden) is een geslacht van uitgestorven sebecide Mesoeucrocodylia. De fossielen zijn gevonden in rotsen van de Divisadero Largo-formatie uit het Midden-Eoceen van Argentinië, rotsen van de Ipururo-formatie uit het Midden-Mioceen van Peru en rotsen van de Parángula-formatie uit het Midden-Mioceen van Venezuela. NaamgevingDe typesoort Barinasuchus arveloi[2] werd in 2007 benoemd en beschreven door Alfredo Paolillo en Omar Linares. De geslachtsnaam verwijst naar de vindplaats van Quebrada Soco, twintig kilometer ten noorden van de stad Barinas. De soortaanduiding eert Alberto Arvelo Torralba. Het holotype MAAT-0260 (eerder MCN-USB: 01-94 PB) is afkomstig van de rotsen van de Parángula-formatie, gelegen in Barinas, Venezuela en bestaat uit een onvolledige, gearticuleerde schedel. Bewaard zijn gebleven de middelste snuit en de voorste onderkaken. De voorste kaakpunten ontbreken. Fossielen van dezelfde leeftijd gevonden in Peru eerder toegewezen aan Sebecus cf. huilensis, werden toegewezen aan de typesoort Barinasuchus arveloi. Dit betreft voornamelijk een voorste schedel zonder gepubliceerd inventarisnummer. BeschrijvingHet dier werd gereconstrueerd op basis van de bekende twee exemplaren van Barinasuchus, waarvan het toegewezen specimen met het holotype overeenkomt in grootte, en de rest van de schedel werd voltooid op basis van meer complete sebeciden zoals Sebecus en Bretesuchus. Net als andere sebecosuchiërs was het een landbewonende carnivoor uitgerust met ziphodonte (dolkvormige) tanden, opmerkelijk vergelijkbaar met die van theropoden, die zijdelings waren afgeplat, naar achteren gebogen en met gekartelde randen. Dit gebit maakte het tot een formidabel roofdier. De bewaarde delen van het holotype bestaan uit een schedel van zeventig centimeter lang en veertig centimeter hoog. Op basis hiervan wordt geschat dat de totale schedellengte tussen de vijfennegentig en honderdvijftien centimeter lag. De totale lengte van het dier is geschat op bijna zes meter, gebaseerd op meer complete sebecosuchiërs zoals Stratiotosuchus, waardoor Barinasuchus de grootste bekende sebecide is. Zonder meer volledige overblijfselen is het moeilijk om het mogelijke gewicht ervan in te schatten; echter, extrapolerend uit de lengten van Stratiotosuchus mexhechti en Crocodylus porosus, wordt geschat dat Barinasuchus respectievelijk ongeveer zestienhonderdtien en zeventienhonderdtwintig kilogram woog. Dit impliceert een hoger gewicht dan alle grote carnivore zoogdieren die ooit bestaan hebben met uitzondering van de zeezoogdieren, en zelfs als met een foutmarge van vijftig procent rekening wordt gehouden, zou het nog steeds groter zijn dan elk roofdier onder de landzoogdieren van het Cenozoïcum. De snuit was vrij smal maar hoog. De bovenkaak had een diasteem ofwel inkeping waarin een lange tand van de onderkaak paste. Direct achter dat diasteem waren de maxillaire tanden erg groot maar dat werd gevolgd door een rijtje veel kortere tanden. De onderkaak was relatief laag. FylogenieIn 2014 maakten Diego Pol e.a. een fylogenetische analyse, waarbij ze veel van de nieuwe geslachten en soorten integreerden die in de vroege jaren 2010 werden gevonden. Het samenstellen van verschillende fylogenetische studies om een matrix te maken met honderdnegen geslachten van crocodyliformen, waarvan vierhonderdtwaalf morfologische kenmerken werden bestudeerd. Notosuchia volgens Diego Pol et alii omvat vijfenveertig geslachten en vierenvijftig soorten. In hun cladogram wordt Barinasuchus geclassificeerd als een sebecosuchiër die behoort tot de Sebecidae, dicht bij het geslacht Lorosuchus en vormt hij een zustertaxon van de geslachten Ayllusuchus en Bretesuchus, wat aangeeft dat Barinasuchus behoorde tot een verre, basale lijn binnen de groep. Cladogram gebaseerd op de studie van Kellner et alii (2014), die de positie van Barinasuchus binnen Sebecosuchia toont.
Bronnen, noten en/of referenties
Literatuur
Noten
|