Associatie van dwergbloem en hauwmos
De associatie van dwergbloem en hauwmos (Centunculo-Anthocerotetum) is een associatie uit het dwergbiezen-verbond (Nanocyperion). De associatie is kenmerkend voor (graan)akkers na de oogst, vooral bestaande uit eenjarige pionierssoorten. Naamgeving en codering
De wetenschappelijke naam Centunculo-Anthocerotetum is afgeleid van de botanische namen van twee (buiten Nederland en Vlaanderen) veel voorkomende soorten binnen de associatie, de dwergbloem (Centunculus minimus) en het zwart hauwmos (Anthoceros punctatus). FysiognomieDe associatie van dwergbloem en hauwmos heeft een zeer open, laagblijvende vegetatiestructuur die is opgebouwd uit een kruid-en moslaag. De vegetatie bereikt zelden een hoogte > 10 cm. In de kruidlaag zijn laagblijvende, eenjarige planten (therofyten) als de moerasdroogbloem bepalend, samen met tredplanten als gewoon varkensgras en straatgras. De associatie is echter vooral gekenmerkt door een goed ontwikkelde, soortenrijke moslaag, met zowel bladmossen, levermossen en hauwmossen. Het zijn overwegend kortlevende mossen met een korte levenscyclus. EcologieDeze plantengemeenschap komt voor op akkers (vooral graanakkers) op vochtige, lemige bodem, met een gemiddelde pH en een trofiegraad. Deze vegetatie heeft vooral nood aan een onbelemmerde lichtinval, waardoor ze zich pas ontwikkeld nadat de oogst is binnen gehaald. Men vindt ze dus het meest op stoppelvelden. Aangezien de planten elk jaar opnieuw uit zaad opgroeien, komt ze pas tot bloei in de late nazomer. VerspreidingDe associatie van dwergbloem en hauwmos heeft een beperkt verspreidingsgebied binnen Atlantische en sub-Atlantisch Europa. Ze is bekend van België, Nederland, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Polen, Litouwen, Letland, Denemarken en Zuid-Zweden. In Nederland komt deze associatie vooral voor op de hogere zandgronden, en is een van de meest bedreigde plantengemeenschappen. Diagnostische taxaDe associatie heeft in Nederland en Vlaanderen vier mossen als kensoorten, waarbij het gewoon landvorkje, een levermos, de meest frequente soort is. Ze onderscheidt zich van de andere associaties binnen het verbond door de aanwezigheid van vogelmuur, rood guichelheil en stijve klaverzuring. In de onderstaande synoptische tabel staan de belangrijkste ken- en begeleidende soorten van de associatie voor Nederland en Vlaanderen.
Zie ookBronnen, noten en/of referenties
|