Anton Heyboer
Anton Heyboer (Sabang, 9 februari 1924 – Den Ilp, 9 april 2005) was een Nederlands kunstschilder en etser. Hij woonde met vier vrouwen in een commune te Den Ilp (Landsmeer). De 'vijfde' vrouw was zijn kunstverkoopster aan de overkant. LevensloopHeyboer werd geboren te Sabang, op het Indonesische eiland Pulau Weh (ten noorden van Sumatra, toen Nederlands Indië), als zoon van een werktuigbouwkundig ingenieur. Vijf maanden na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Haarlem, in 1925 naar Delft, in 1929 naar Voorburg en van 1933 tot 1938 woonde het gezin op Curaçao. Daarna volgde nog een verblijf in New York. Heyboer werd opgeleid tot werktuigbouwkundige. Nog voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog keerde het gezin terug naar Haarlem. In 1943 werd Heyboer door de Duitsers opgepakt in het kader van de Arbeitseinsatz en overgebracht naar een Durchgangslager voor buitenlandse dwangarbeiders te Prenzlauer Berg (Berlijn). Hij wist te ontsnappen en vluchtte getraumatiseerd naar Nederland, waar hij in Vinkeveen onderdook en landarbeid verrichtte. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde hij zich te Borger en hield in 1946 in Drouwen zijn eerste tentoonstelling. In datzelfde jaar vertrok hij naar Haarlem en leerde zijn toekomstige vrouw, Elsa (Puk) Wijnands, kennen. Na een tocht van enkele maanden met Jan Kagie in 1948 door Zuid-Frankrijk keerde hij terug naar Haarlem en huwde Elsa Wijnands, met wie hij twee jaar later een zoon zou krijgen[1] maar die al in 1953 besloot van hem te scheiden. In 1951 werd Heyboer enige tijd ten gevolge van het oorlogstrauma opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis Santpoort te Bloemendaal. In september 1956 trouwde Heyboer met Erna Kramer, met wie hij zeven jaar zou samenblijven en één dochter kreeg. In 1961 vestigde hij zich in Den Ilp (ten noorden van Amsterdam). Hij kocht daar een stuk land met een koeienstal, die hij in de loop der tijd uitbreidde met allerlei bijgebouwen. Hij leefde daar aanvankelijk samen met drie, later met vijf vrouwen. Heyboer tekende, schilderde en etste. Zijn vrouwen zorgden voor de verkoop. ErkenningIn de jaren zestig begon Heyboers werk internationaal onder de aandacht te komen. Hij was een trouwe klant van Galerie Espace in Haarlem en nam deel aan verscheidene tentoonstellingen. Zijn werk hing op de afdeling grafische kunst van de tentoonstellingen documenta 2 in 1959, documenta 3 in 1964 en documenta 4 in 1969, alle in het Duitse Kassel. In 1964 ontving hij de Japanse Ohara-museumprijs voor zijn werk Carnische mens[2] en in 1964 benoemde de Accademia Fiorentina delle arti del disegno in Florence hem tot "Academico Onorario classe incisione". In 1984 verbrak Heyboer echter de banden met Espace en de gevestigde kunstwereld in het algemeen, om in afzondering in zijn huis in Den Ilp verder te werken. Hij werkte echter niet aan zijn succes; van zijn in 1975 in het Stedelijk Museum Amsterdam tentoongestelde werken heeft hij na afloop vrijwel alles vernietigd door ze te overschilderen. Op 10 april 2002 werd Heyboer Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij overleed op 9 april 2005 in zijn slaap op 81-jarige leeftijd in zijn boerderij in Den Ilp en werd enkele dagen later begraven in het nabijgelegen Purmerland.[3] Na zijn dood zijn ongeveer 4500 etsen opgedoken uit zijn Haarlemse periode (1950-1958), de zogenaamde collectie-Josef Santen. De echtheid hiervan kwam in 2014 ter discussie te staan.[4] De Universiteit van Amsterdam en het Nederlands Forensisch Instituut beoordeelden in 2014 na onderzoek aan enkele etsen uit deze collectie deze als 'hoogstwaarschijnlijk vals'.[5]
Biografie
Externe links
Bronnen, noten en/of referenties
|