Anton Berlijn
Aron Wolff (Anton) Berlijn (Amsterdam, 3 mei 1817 – aldaar, 18 januari 1870) was een Nederlands componist. Hij was de zoon van muzikant en schrijver Wolff Israël Berlijn (overleden 1851) en Eliza Moses. Hijzelf was getrouwd met de Rosalie Ahron uit Altona, die in 1848 overleed en met Elisabeth Norden (1851). Koning Willem II der Nederlanden had hem in 1843 benoemd in de Orde van de Eikenkroon, maar hij ontving ook diverse onderscheidingen vanuit het buitenland. Amsterdam benoemde in 2016 haar brug nummer 431 naar hem. Hij kreeg zijn muzikale opleiding op piano en viool van Bernard Koch, lessen in harmonieleer en compositieleer kreeg hij van Lodewijk Erck[1]. Na een ontmoeting met Louis Spohr in Kassel, studeerde hij verder in Berlijn, met name contrapunt. Hij ondernam verder een kunstreis naar Brussel (1844). Zijn werken werden daar uitgevoerd, als ook in Parijs (1845). Hij was enige tijd leider van het Theatre Français. Bij terugkeer in Nederland werd hij directeur van de Stadsschouwburg in Amsterdam. Voorts dirigeerde hij een aantal koren, waaronder “Oefening baart Kunst” in Gebouw Plancius. Hij was vanaf 1846 orkestmeester voor het ballet. Hij was tevens betrokken bij het Diamantwerkers/Muzikanten Wezenfonds. Hij schreef circa 200 werken, waarvan een minderheid werd uitgegeven. Ze behoren alle tot het vergeten repertoire. Enkele werken zijn:
Zijn Les Huguenots werd in 1889 en 1892 in het Concertgebouw gespeeld. Zijn persoonlijk archief is in te zien op het Stadsarchief van Gemeente Amsterdam. Er zijn twee boekwerken aan hem gewijd:
Bronnen, noten en/of referenties
|