Albert Alvarez
Albert Alvarez, geboren Albert-Raymond Gourron (Bordeaux, 16 januari 1861 - Parijs, 27 februari 1933) was een Franse tenor. LevensloopAlbert Raymond werd geboren op 16 januari 1861, zijn ouders waren Jean-Gustave Gourron (slager) en Marie-Eulalie Amouroux.
Hij had een broer (Laurence, 1867-1942) en een zus (Jeanne, 1868-1923).
Hij trouwde op 22 april 1891 met Marie-Thérèse Ferchat, het echtpaar kreeg in 1892 een dochter Yvonne.
Op 18 januari 1910 hertrouwde hij met Hélène Benjamin in de Église Sainte-Élisabeth in Parijs in strikt besloten kring. In de periode 1893/1903 gaf hij bijna elk jaar gastoptredens in Londen, in de Royal Opera House, o.a. Araquil in "La Navarraise", (Massenet), 1894 en in "Amy Robsart" (Lara) (Leicester), 1893. In 1899/1903 werd hij aangesteld bij de Metropolitan Opera New York. Ook was hij actief als zangleraar in Parijs. Hij had meer dan 40 platen bij Pathé Records in Parijs en er zijn ook illegale opnames gemaakt, op cilinders, tijdens zijn optredens in New York door Lionel Mapleson. Rollen
Het ProcesEen plotseling einde aan zijn carrière en algemene bekendheid riep hij over zichzelf af door in 1907 een proces aan te spannen tegen Julien Torchet, de muziekrecensent, en de redactie van Comœdia. Torchet had in de uitgave van 10 oktober 1907 aangegeven dat Alvarez weleens vals zong, de zwaar beledigde tenor eiste toen 100.000 franc schadevergoeding wegens laster. In eerste instantie, januari 1908, werd Comœdia veroordeeld tot een schadevergoeding van 1500 francs[1], in hoger beroep werd de zaak geseponeerd omdat de aanleiding te weinig belangrijk werd geacht. Het gevolg was echter wel dat hij in 1908, wegens het doorlopend maken van fouten, werd ontslagen bij de Opéra national en hij volledig uit de Franse pers verdween. Na het procesAlvarez overleed in Parijs op 27 januari in zijn huis, Avenue de Suffren 147 in Parijs. Hij werd, overeenkomstig zijn wens, in besloten kring begraven, veel landelijke kranten melden zijn overlijden, in Parijs slechts enkele.[2] Hij werd aanvankelijk begraven op Cimetière de Montmartre op 30 januari 1933, op 7 juli 1934 werd hij herbegraven op Cimetière des Batignolles (Parijs). Na zijn overlijden werd hij op 4 juli 1933 postuum aangeklaagd door een aantal schuldeisers die waardepapieren bezaten van de failliete onderneming van Raymond Gourron.[3] Bronnen
|