Het Adelborstenlied is het lied van het Korps Adelborsten.
Geschiedenis
Het eerste adelborstenlied werd in 1877 door W.D.H. baron van Asbeck, zelf een adelborst, gedicht en op muziek gezet door kapelmeester W.L. Weckesser. Dat lied was een afscheidslied voor een geliefde en bleek om die reden toch niet zo geschikt als korpslied voor aanstaande officieren.
In 1887 werd het dan ook vervangen door een lied van adelborst A.A. Visser met muziek van kapelmeester J. Koning. Het lied bestaat uit drie coupletten die in melodie aan elkaar gelijk zijn. Het lied beschrijft oude zeehelden als voorbeeld voor huidige adelborsten en belooft eeuwige trouw aan de Nederlandse vlag.
Tekst en melodie zijn sinds 1887 hetzelfde. Bij officiële Korpsevenementen wordt het lied gezongen, elke adelborst moet de drie coupletten dan ook uit het hoofd kennen.
Tekst
- Waar De Ruyter eens moest sneven
- Waar een Tromp zijn roem behield
- Staan wij aan ’t begin van t leven
- Maar met hoop en moed bezield
- Wordt nog eens in later dagen
- Neêrlands vlag ten strijd ontplooid
- Stervend zullen wij haar schragen
- Stervend zullen wij haar schragen
- Maar die vlag verlaten, nooit
- Maar die vlag verlaten, nooit
- Slaat de luipaard eens zijn klauwen
- Naar het vrije Neêrland uit
- Mocht de adelaar ’t beschouwen
- Als gemakkelijke buit
- Tromp, De Ruyter zal herleven
- In ’t vrije Nederland
- ‘t Voorbeeld door Van Speijk gegeven
- ‘t Voorbeeld door Van Speijk gegeven
- Volgen wij met hart en hand
- Volgen wij met hart en hand
- Ja, wij slaan het oog naar boven
- Waar zij wappert dag aan dag
- En wij zweren, wij beloven
- Eeuw'ge trouw aan Neêrlands vlag
- Wordt nog eens in later dagen
- ’t Rood wit blauw ten strijd ontplooid
- Stervend zullen wij het schragen
- Stervend zullen wij het schragen
- Die gelofte schenden, nooit
- Die gelofte schenden, nooit
Externe link