Love Love-arrest
Het arrest Hinck/Van der Werff & Visser, vooral ook bekend als Love Love-arrest (HR 14 februari 1992, NJ 1993/623) is een arrest van de Nederlandse Hoge Raad dat betrekking heeft op levering onder eigendomsvoorbehoud van het drijvend casco van een zeeschip. CasusBetrokkenen:
Het casco van dit schip, een zeegaand zeiljacht met de naam Love Love, werd in de periode tussen eind 1986 en medio 1987 in opdracht gebouwd en daarna geleverd onder eigendomsvoorbehoud aan Classic Yacht. Er geldt (dus) een eigendomsvoorbehoud zolang de cascobouwer niet is betaald. Classic Yacht heeft het schip afgebouwd –o.a. betimmerd, motor en navigatieapparatuur geplaatst–, aan Hinck verkocht en feitelijk overgedragen. De cascobouwer is echter nog niet betaald.
Tussen pp. staat niet ter discussie dat Nederlands recht van toepassing is. Het casco was niet teboekgesteld in het scheepsregister, wat in principe wel mogelijk is, evenals inschrijving van een hypotheek op het casco. Het casco van een schip is een roerende zaak en i.c. geen registergoed. Rechtsvraag
Drie deelvragen:
De cascobouwer beroept zich op art. 310 Wetboek van Koophandel, dat geldt voor zeeschepen. Hinck beroept zich op art. 2014 BW (bescherming van de derde-verkrijger te goeder trouw), dat echter niet geldt voor een zeeschip. ProcesgangDe cascobouwer vordert een verklaring voor recht dat hij eigenaar van het schip is. Deze vordering is door de rechtbank afgewezen. Dit vonnis is in hoger beroep door het gerechtshof vernietigd en de cascobouwer krijgt alsnog de gevraagde verklaring voor recht. Het cassatieberoep is verworpen. Rechtbank en hofDe rechtbank heeft de vordering afgewezen op grond van de overweging dat door zaaksvorming de eigendom van het casco voor Van der Werff en Visser verloren was gegaan. Het hof heeft het vonnis vernietigd. In plaats van zaaksvorming heeft het hof geconcludeerd tot natrekking door het casco ten gunste van Van der Werff en Visser. Het hof oordeelt dat Classic Yacht op grond van het eigendomsvoorbehoud onbevoegd is tot levering aan Hinck en verwerpt diens beroep op art. 2014 BW.
Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat Classical Yacht niet beschikkingsbevoegd was, dat Hinck niet van een beschikkingsbevoegde heeft verkregen, zodat de cascobouwer nog steeds eigenaar is van het schip. Hoge RaadDerde middelDe Hoge Raad overwoog:
Eerste middel
Tweede middelHet oordeel van het hof dat Hinck het schip niet van een beschikkingsbevoegde heeft verkregen, blijft in stand. Tot besluitDus een drijvend casco van een zeeschip heeft een eigen identiteit welke blijft bestaan als dat casco wordt afgebouwd. Dit vloeit voort uit de mogelijkheid van een scheepshypotheek op een zeeschip in aanbouw. De eigenaar van het casco wordt door natrekking eigenaar van het afgebouwde zeeschip, inclusief betimmering, motor en navigatieapparatuur. Het eigendomsvoorbehoud impliceert een levering onder opschortende voorwaarde. Na betaling van de koopsom van het casco vervalt het eigendomsvoorbehoud. Ook Hinck kan de openstaande factuur voldoen en daarmee alsnog de eigendom van het schip verwerven. In feite is dat reeds tijdens het geding tussen pp. afgesproken voor het geval dat de cascobouwer de gevraagde verklaring voor recht zou krijgen. Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
|